Aannemer krijgt geen redelijke kans tot herstel van gebreken: opdrachtgever moet betalen
Een aannemer moet goed en deugdelijk werk afleveren. Doet hij dat niet, dan is in beginsel sprake van een tekortkoming waarvoor hij aansprakelijk is. Is daarvan sprake, dan geldt dat bij gebreken na de oplevering waarvoor de aannemer aansprakelijk is, de opdrachtgever hem in beginsel de kans moet bieden die gebreken binnen een redelijke termijn weg te nemen. Dat deed de opdrachtgever in deze zaak niet, en dat komt haar duur te staan.
Een timmer- en onderhoudsbedrijf brengt een offerte uit voor verbouwingswerkzaamheden in en aan het huis van een vrouw. Het gaat om een uitbreiding van de keuken en werkzaamheden aan de badkamer, zijgevel en kozijnen. De kosten: € 46.595 (uitbouw), € 786 (damwand), € 9.450 (badkamer) en € 2.420 (zijgevel). Van dat bedrag moet 30% bij verlening van de opdracht worden betaald, 30% bij aanvang van het werk en 40% bij de oplevering. In een nader overleg maken de aannemer en opdrachtgever nog enkele aanvullende afspraken, maar die leggen ze niet samen op papier vast. Voor het leggen van de vloer beneden en een vloer en de badkamerwanden boven vraagt de vrouw een ander bedrijf.
Ontevreden klant
Nadat de aannemer met het werk is begonnen, laat de vrouw hem weten niet tevreden te zijn. Ze somt verschillende voorbeelden op, die volgens haar nog maar een greep zijn uit diverse tekortkomingen, en doet een beroep op haar opschortingsrecht voor het betalen van het restbedrag van de aanneemsom. De aannemer reageert daarop punt voor punt en laat bij sommige onderdelen weten dit anders te zien. Ook geeft hij aan de week erop het werk te willen afmaken.
Inspectie
De opdrachtgever schakelt intussen een ander bedrijf in voor een inspectie. Dit stelt in een voorlopige conclusie vast dat het al uitgevoerde werk ‘redelijk tot goed’ is en dat de vloerproblemen komen door het aanbrengen van een egalisatielaag. De opdrachtgever draagt de aannemer op dit op te lossen en om het resterende werk af te ronden. Daarbij vraagt ze hem ook de lekkages bij het dak van de aanbouw aan te pakken. Na een inspectie door weer een ander bedrijf – dit keer van het dak, waarvan de kwaliteit als ‘zeer matig’ wordt beoordeeld – komt de opdrachtgever opnieuw met een lijst met herstelwerkzaamheden die de aannemer volgens haar nog zou moeten uitvoeren.
Er volgt daarna onenigheid over de vraag of werkzaamheden wel of niet klaar zijn. Als de vrouw niet reageert, factureert de aannemer een totaalbedrag van € 39.957 (het restant van de aanneemsom, meer- en minderwerk). De opdrachtgever heeft intussen van een andere aannemer een schade-offerte binnen, waarin herstel van alle door de aannemer uitgevoerde werkzaamheden wordt aangeboden voor € 72.100.
Ondeugdelijk
Als de vrouw niet betaalt, stapt de aannemer naar de rechtbank Rotterdam. Daar eist hij betaling van het gefactureerde bedrag van € 39.957. Verder eist hij betaling van € 1.174 aan buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten. De vrouw stelt echter dat hij niet al het overeengekomen werk heeft verricht en dat het werk dat wel is gedaan ondeugdelijk is. Van oplevering is volgens haar geen sprake. Gebreken zijn, ondanks de gelegenheid die ze de man daarvoor heeft geboden, niet goed hersteld en afspraken zijn niet nagekomen. Daardoor had ze geen vertrouwen meer in deze aannemer en heeft ze de overeenkomst buitengerechtelijk ontbonden. Een rechtsgrond voor betaling is er dus niet. De man zou háár juist moeten (terug)betalen. Ze eist bovendien vergoeding van haar schade, omdat ze de herstelwerkzaamheden nu door een ander moet laten uitvoeren. Ze eist dan ook geen nakoming en herstel meer, maar een vervangende schadevergoeding.
Tweede kans
De rechtbank stelt voorop dat een aannemer goed en deugdelijk werk moet afleveren. Doet hij dat niet, dan is in beginsel sprake van een tekortkoming waarvoor hij aansprakelijk is. Is sprake van een tekortkoming, wat deze aannemer betwist, geldt volgens de wet dat bij gebreken na de oplevering waarvoor de aannemer aansprakelijk is, de opdrachtgever hem in beginsel de kans moet bieden die gebreken binnen een redelijke termijn weg te nemen. Dat is alleen anders als dit in deze omstandigheden niet van hem kan worden verlangd. Het idee hierachter is dat het goedkoper is als de aannemer de gebreken zelf herstelt dan als een andere partij dat zou doen. Bovendien is het niet wenselijk dat een opdrachtgever een aannemer zomaar zonder een reële tweede kans te bieden opzij kan schuiven.
Niet onafhankelijk
Deze opdrachtgever heeft de aannemer alleen in algemene woorden de gelegenheid gegeven tot herstel. De man reageerde daar snel op, betwistte een aantal punten en liet weten bereid te zijn tot herstel. Maar dan moest hij wel weten wat er precies diende te worden hersteld en daarvoor had hij het inspectierapport nodig. Hij meende te hebben gedaan wat hij volgens de opdracht moest doen en heeft daarna zijn werk als opgeleverd beschouwd. De discussie daarna over opleverpunten vergt, naast duidelijkheid over de precieze inhoud van de overeenkomst, een deskundig en onafhankelijk oordeel over het verrichte werk, aldus de rechtbank. Bij de daarna uitgevoerde inspecties was de aannemer niet aanwezig, zodat de rechtbank de rapporten van die bedrijven (die de man bovendien niet heeft gekregen) door hun mogelijke commerciële beweegredenen niet als onafhankelijk beschouwt.
Geen redelijke mogelijkheid
Dit alles maakt dat de man terecht wachtte op het eerste inspectierapport. Daar heeft hij herhaaldelijk maar tevergeefs om gevraagd. Ook op concrete vragen over de lijst van herstelwerkzaamheden kreeg hij van de vrouw geen reactie. Een redelijke mogelijkheid tot herstel heeft hij dan ook niet gekregen, aldus de rechtbank. Voor zover hij al gehouden was tot herstel, lag het niet nakomen van de afspraken niet aan hem, maar aan de opdrachtgever. Daarbij speelt mee dat zij het hem onmogelijk heeft gemaakt het herstelwerk uit te voeren, nu ze hem duidelijk heeft laten weten geen vertrouwen meer in hem te hebben en de overeenkomst tussen hen te willen ontbinden. Niet de aannemer maar de opdrachtgever is in verzuim en dus kan zij zich niet beroepen op de door haar gestelde gebreken.
Uit zijn factuur blijkt volgens de rechtbank dat de aannemer alleen daadwerkelijk uitgevoerd werk in rekening heeft gebracht. De door hem geëiste € 39.957 wordt dan ook toegewezen. De vrouw moet hem bovendien € 1.174 aan buitengerechtelijke incassokosten betalen. Daarbovenop komen de proceskosten; die komen in totaal uit op ruim € 7.180. Het eindbedrag dat ze moet betalen: bijna een halve ton.