America, land of opportunities (again)
De Verenigde Staten zijn op veel terreinen een aantrekkelijke handelspartner, zeker nu weer, nu Trump het Witte huis moet verlaten. STIPT. zet de belangrijkste algemene juridische aandachtspunten uiteen.
In het geval van internationaal zakendoen is het van groot belang om de verschillende aspecten van het internationaal privaatrecht (“ÏPR”) goed voor ogen te houden. De belangrijkste vragen die het IPR beantwoordt, zijn:
- waar moet ik in onverhoopte gevallen procederen;
- wat zijn mijn mogelijkheden als ik de procedure win;
- welk recht is van toepassing?
Het Nederlandse IPR wordt grotendeels in Brussel bepaald en is vastgelegd in Europese verordeningen. Dat is uitermate praktisch bij het internationaal zaken doen binnen Europa en mede daarom is het EU-lidmaatschap, naar de bescheiden mening van STIPT. advocaten, een voorrecht dat gekoesterd moet worden. Daar gaat dit artikel alleen verder niet over.
Waar moet ik procederen?
De EEX-verordening (EEX staat voor Europese Executie) bepaalt (onder meer) welke rechter bevoegd is om kennis te nemen van geschillen. Iedere rechter past zijn eigen IPR toe. Kortom: een Nederlandse rechter beoordeelt aan de hand van het Nederlandse (lees: Europese) IPR of hij bevoegd is om kennis te nemen van een geschil dat hem wordt voorgelegd; ook als de Nederlandse partij zaken heeft gedaan met een partij buiten Europa, zoals uit de Verenigde Staten. De EEX-verordening legt de nadruk op de keuzevrijheid van partijen. Als partijen in het contract uitdrukkelijk een bepaalde rechter als bevoegde rechter hebben aangewezen dan zal de Nederlandse rechter die keuze respecteren. Procederen in de Verenigde Staten is zeer tijdrovend (vanwege onder meer de zogenaamde “discovery” fase, waarin partijen over en weer allerlei informatie aan elkaar moeten verschaffen) en zeer kostbaar. Het is daarom niet raadzaam voor een Nederlandse partij om te procederen in de Verenigde Staten.
En wat als ik de procedure in Nederland win?
Procederen bij de Nederlandse rechter verdient (vooralsnog) ook zeker niet de voorkeur. Ja, de proceskosten zullen vele malen geringer zijn, maar de procedure eindigt na het wijzen van een vonnis. Stel dat uw contractspartij is veroordeeld tot betaling van een geldsom, dan zult u dat geld nog moeten incasseren door het vonnis te executeren. Dat is in de Verenigde Staten zeer bewerkelijk. Er bestaat namelijk geen verdrag met de Verenigde Staten omtrent de executie van vonnissen. Daar waar er diverse mogelijkheden zijn om zonder inhoudelijke behandeling vonnissen uit Europese landen in de diverse EU-lidstaten te executeren, ontbreekt die mogelijkheid geheel in de V.S. Er zijn wel procedures die doorlopen kunnen worden om tot executie te komen, maar in die procedures wordt de gehele zaak weer inhoudelijk behandeld en bent u even ver van huis als voor de procedure in Nederland.
Arbitrage
Om die reden raadt STIPT. advocaten aan om in contracten met partijen uit de V.S. arbitrage overeen te komen. Bijvoorbeeld bij de “ICC International Court of Arbitration”. (ICC staat voor International Chamber of Commerce). Het voordeel van arbitrage is namelijk dat de Verenigde Staten partij zijn bij het Verdrag van New York uit 1958. Dat verdrag regelt de erkenning en tenuitvoerlegging van arbitrale vonnissen, ook in de V.S.
Welk recht is van toepassing?
Naast de vraag welke rechter bevoegd is, is uiteraard ook van groot belang welk recht van toepassing is. Ook hier ligt de nadruk op de keuzevrijheid van partijen. Indien er rechtskeuze is gemaakt, biedt het IPR veel aanknopingspunten om bij een bepaald recht uit te komen. Dat kan van doorslaggevende betekenis zijn, omdat bijvoorbeeld de vraag naar de toepasselijkheid van algemene voorwaarden in de diverse rechtstelsel verschillend wordt beantwoord. Een Nederlandse partij zal in beginsel graag zien dat het Nederlandse recht van toepassing is. Alleszins begrijpelijk. Het is echter maar de vraag of de andere partij dat accepteert. Deze zal waarschijnlijk het eigen recht willen overeenkomen. Dat is niet eenvoudig “Amerikaans” recht. Het contractenrecht is op deelstaatniveau geregeld en er moet dus worden gekozen voor het recht van een bepaalde staat. Wanneer er dus geen onderhandelingspositie bestaat om Nederlands recht overeen te komen is het toch van belang om niet zomaar het recht van een willekeurige staat overeen te komen, omdat de wederpartij daar toevallig is gevestigd, zoals bijvoorbeeld het ‘Alabamaanse’ of ‘Mississippiaanse’ recht. Het verdient sterke aanbeveling om te kiezen voor het recht van New York. Dat recht is uitgebalanceerd en laat contractspartijen veel vrijheid om van de wet afwijkende afspraken te maken. Dat moet dan wel schriftelijk, en glashelder geformuleerd, gebeuren. Slechts datgene geldt wat “within the four corners of the contract” is vastgelegd. Anders dan naar Nederland recht spelen redelijkheid en billijkheid geen rol.
Het Weens Koopverdrag
Wanneer er sprake is van de koop van roerende zaken is het Weens Koopverdrag of, in het Engels, “the United Nations Convention on Contracts for the International Sale of Goods” of, kortweg, “CISG”, in beginsel van toepassing. Dat verdrag bevat geen regels van IPR, maar van eenvormig privaatrecht (“EPR”). Het zijn dus inhoudelijke regels over wat er tussen contractspartijen geldt.
Dit verdrag uit 1980 wordt echter in veel algemene voorwaarden of contracten standaard uitgesloten. Met name voor verkopende partijen uit Nederland is het CISG echter zo gek nog niet. Het CISG is namelijk meer verkopersvriendelijk dan het Nederlandse kooprecht, dat in zekere mate de koper beschermt. Ook wanneer de onderhandelingspositie gelijkwaardig is, maar partijen geen overeenstemming bereiken over het toepasselijke recht, is het CISG een voor de hand liggende middenweg. Indien u overigens de toepasselijkheid van het CISG niet uitdrukkelijk hebt uitgesloten, dan is het van toepassing indien aan de in het CISG opgenomen voorwaarden voor toepasselijkheid is voldaan. Dat is in ieder geval zo indien beide partijen gevestigd zijn in landen die partij zijn bij het verdrag en de overeenkomst een koopovereenkomst van roerende zaken betreft (dus geen vastgoed, geen vermogensrechten en geen dienstverlening). De Verenigde Staten zijn partij bij het CISG. De toepasselijkheid behoeft alsdan dus niet te worden overeengekomen. Het verdrag is van toepassing, tenzij contractueel uitgesloten.
Conclusie
De vragen uit het IPR zijn van groot belang voor ieder partij die zaken doet over de grens en zeker als zaken wordt gedaan met de Verenigde Staten. Er gelden vormvereisten voor forumkeuze en rechtskeuze, zodat het aanbeveling verdient om hierover advies in te winnen. Als er geen (geldige) forum en/of rechtskeuze is gemaakt, dan biedt het IPR vaak mogelijkheden om bij de rechter of het recht van uw keuze uit te komen. Dat vereist specialistische kennis en ervaring. STIPT. advocaten heeft die kennis en ervaring in huis. De uitkomst van het debat over de bevoegde rechter en het toepasselijk recht is vaak doorslaggevend voor de uitkomst van de procedure en zelfs voor de vraag of het überhaupt tot een procedure moet komen.
Indien u voornemens bent om internationaal te contracteren zijn wij graag bereid om u te helpen bij het waarborgen van uw contractuele positie. Bij (dreigende) geschillen staan wij u met raad en daad bij.