Assurantietussenpersoon hoeft niet de ‘allerbeste’ verzekering af te sluiten
Nadat een man een zwaar autoongeval heeft gehad, stelt hij zijn assurantietussenpersoon aansprakelijk. De verzekering, die de man via de tussenpersoon heeft afgesloten, biedt maar een magere uitkering. Toch heeft de tussenpersoon niets fout gedaan, oordeelt de rechtbank.
Een man geeft zijn assurantietussenpersoon telefonisch opdracht om voor hem een passende autoverzekering af te sluiten. Hij is akkoord met een WA-verzekering met een ongevallen-inzittendenverzekering (OIV). Die laatste kost aan premie € 1,34 per maand. Bij blijvende invaliditeit na een ongeval wordt een vast bedrag van maximaal € 25.000 vergoed. De man had ook een schadeverzekering inzittenden (SVI) kunnen afsluiten (premie € 3,50 per maand). Dan zou de werkelijke door een ongeval geleden materiële en immateriële schade worden vergoed, met een maximum van € 1.000.000. Daar kiest de man niet voor.
Verkeersongeval
Twee jaar later loopt de man een dwarslaesie op bij een eenzijdig verkeersongeval. Hij stelt de tussenpersoon aansprakelijk voor alle schade. De tussenpersoon heeft immers in strijd met de maatschappelijke zorgvuldigheid (en dus onrechtmatig) gehandeld door niet op zoek te gaan naar de verzekering met de meest passende dekking. Ook is de tussenpersoon, zo vindt hij, tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst van opdracht, omdat deze de man niet op de best mogelijke manier heeft verzekerd. Als de tussenpersoon aansprakelijkheid afwijst, gaat de man naar de rechtbank Gelderland.
Zorgplicht
De overeenkomst tussen de man en de tussenpersoon is een overeenkomst van opdracht. Dat verplicht de tussenpersoon bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed opdrachtgever in acht te nemen. Een assurantietussenpersoon moet tegenover zijn opdrachtgever (de man) de zorg betrachten die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend beroepsgenoot mag worden verwacht. De zorgplicht van een assurantietussenpersoon gaat echter niet zó ver dat hij de best denkbare prestatie moet leveren. Een tussenpersoon maakt geen fout als hij zijn klant wel een passende, maar niet de allerbeste of allergoedkoopste polis adviseert, behalve als hij dat uitdrukkelijk had toegezegd.
Passende verzekering
Omdat in deze zaak de man beweert dat de tussenpersoon zijn zorgplicht heeft geschonden, moet de man dat ook bewijzen. Maar nergens blijkt dat de tussenpersoon de man had toegezegd hem de allerbeste polis te adviseren. De tussenpersoon heeft dan ook geen fout gemaakt door geen SVI – de verzekering die een hogere uitkering in het vooruitzicht stelde dan de OIV – voor de man af te sluiten. De OIV is ook een passende verzekering. De zorgplicht van de assurantietussenpersoon gaat dan niet zo ver dat hij de verzekeringnemer moet informeren over alle aanvullende verzekeringsmogelijkheden, zeker nu de man een WA-verzekering wilde. De tussenpersoon gaf overigens wel informatie over andere aanvullende verzekeringen, maar de man koos voor de OIV. Dat stond ook in de offerte. Als de man die niet goed heeft gelezen, komt dat voor zijn rekening en risico.
Niet aansprakelijk
Dat de man achteraf gezien liever een SVI zou hebben afgesloten, omdat hij dan aanspraak had gehad op een veel hogere verzekeringsuitkering, maakt dit alles niet anders. De assurantietussenpersoon heeft zijn zorgplicht niet geschonden en is niet aansprakelijk voor de schade die de man heeft geleden. De man moet daarom de proceskosten betalen van € 2.389.