Bestuurder beschonken achter het stuur: verzekeraar beroept zich terecht op dekkingsuitsluiting
De alcoholclausule in een allrisk autoverzekering geldt voor elke bestuurder. Ook als er iemand anders achter het stuur zat, heeft de verzekeringnemer geen recht op vergoeding van de schade wanneer er alcohol in het spel is.
Een besloten vennootschap (bv) is eigenaar van een BMW, die allrisk verzekerd is. De auto wordt een sloot ingereden, waarna deze total loss wordt verklaard. De bv vordert uitkering van de cascoschade, maar de verzekeringsmaatschappij weigert te betalen. Daarop stapt de bv naar de rechtbank Rotterdam. Ook doet de bv aangifte bij de politie van verduistering van en joyriding met de auto. In totaal vordert de bv ruim € 118.000 euro aan voertuigschade van de verzekeringsmaatschappij.
Uitsluitingsclausule
De verzekeringsmaatschappij beroept zich echter op de alcoholuitsluitingsclausule in de voorwaarden. Daarin staat onder andere dat niet wordt uitgekeerd als de schade is ontstaan terwijl de bestuurder van de auto meer alcohol, drugs of medicijnen in het bloed of in de adem heeft dan wettelijk is toegestaan en als de bestuurder weigert mee te werken aan een blaastest, bloedproef of urinetest om de hoeveelheid alcohol, medicijnen of drugs in zijn lichaam te meten.
Reikwijdte
Eerst moet de reikwijdte van deze alcoholclausule worden vastgesteld, aldus de rechtbank. In de voorwaarden worden verschillende situaties beschreven waarin de verzekeringnemer geen aanspraak heeft op uitkering. Daarbij wordt een aantal algemene gevallen genoemd waarin een doen of nalaten van de verzekerde reden is om betaling te weigeren. In een aantal van die gevallen gaat het om het handelen of nalaten van de verzekerde die hierbij wordt aangeduid als ‘u’. In enkele andere gevallen worden situaties beschreven die zich voordoen zonder dat ‘u’, de verzekerde dus, daarin de hand heeft gehad. Dit laatste geldt ook voor de alcoholclausule, waarin ‘de bestuurder’ wordt genoemd. Dit wettigt volgens de rechtbank de conclusie dat het in die gevallen gaat om een dekkingsuitsluiting waarbij niet van belang is of de verzekerde of een daarmee gelijk te stellen persoon er door doen of nalaten invloed op heeft gehad dat zo'n situatie zich voordoet. Hier komt bij dat bij rijden onder invloed geen uitzondering wordt gemaakt voor het geval de verzekeringnemer kan aantonen dat hij niet wist of niet wilde dat de situatie waarop de uitsluiting ziet zich voordeed. Of de bestuurder wel of niet met medeweten of goedvinden van de bv de auto bestuurde maakt dan ook niet uit. Anders dan de bv bepleit, geldt de alcoholclausule voor elke bestuurder, aldus de rechtbank.
Stelplicht
De bv stelt volgens de rechtbank wel terecht dat hier de stelplicht en bewijslast op de verzekeraar rust. Die voert aan dat de bestuurder ten tijde van het ongeval meer alcohol in zijn bloed had dan mag volgens de wet of weigerde mee te werken aan een blaastest of bloedproef om de hoeveelheid alcohol in zijn lijf te meten. Daarbij wijst de verzekeringsmaatschappij op het proces-verbaal van de politie, waaruit blijkt dat de bestuurder meteen na het incident onderworpen is aan een voorlopig ademonderzoek. Ook is een bloedonderzoek verricht om het alcoholgehalte in zijn bloed vast te stellen. Uit beide onderzoeken bleek dat de man onder invloed van alcohol was. De verzekeringsmaatschappij heeft er verder op gewezen dat aan de man enige tijd na het ongeval een onvoorwaardelijke rijontzegging is opgelegd en dat de duur daarvan correspondeert met een relatief hoog bloedalcoholgehalte van 2,01 - 2,15 promille of met een weigering van medewerking aan een ademanalyse of bloedonderzoek.
Is een van beide juist, dan staat daarmee volgens de rechtbank vast dat voldaan is aan een van de in de alcoholclausule genoemde voorwaarden. Daarmee heeft de verzekeringsmaatschappij ruimschoots voldaan aan haar stelplicht over feiten en omstandigheden die eerder in de sfeer van de bv dan in die van de verzekeraar liggen. De bv heeft daartegenover alleen gesteld dat het bewijs van rijden onder invloed niet is geleverd en dat de ontzegging van de rijbevoegdheid in een te ver verwijderd verband staat met het ongeval. Zo'n tijdsverloop in de strafrechtelijke afdoening van rijden onder invloed en daarmee gelijk te stellen verkeersmisdrijven is volgens de rechtbank echter niet ongebruikelijk.
Nu het beroep van de verzekeringsmaatschappij op de alcoholclausule standhoudt, hoeft zij het door de bv geëiste bedrag niet uit te keren. De vorderingen van de bv worden dan ook afgewezen.