Bestuurder maakt betalingsonmacht niet inzichtelijk, terwijl hij dit wel had moeten doen
Een bestuurder van een vennootschap heeft een schuld bij een bv. Die kan hij niet betalen – door betalingsonmacht, stelt hij. Maar nu hij dit op geen enkele wijze inzichtelijk maakt terwijl hij dit wel had moeten doen, gaat de voorzieningenrechter uit van betalingsonwil. Dat levert grond op voor bestuurdersaansprakelijkheid.
De man is bestuurder bij een bijzonder vennootschap. Die vennootschap is door de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam veroordeeld tot betaling van een hoofdsom van € 80.296 aan een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid. Omdat niet aan dit vonnis is voldaan, heeft deze bv het faillissement van de vennootschap aangevraagd. In dat faillissementsverzoek heeft zij alle kosten gespecificeerd, waarbij de bv uitkomt op een totaalbedrag van ruim € 111.000.
Betalingsregeling
In aanloop naar de behandeling van het faillissementsverzoek heeft de vennootschap de gevorderde € 80.293 betaald. De bestuurder zegt vier dagen later per e-mail namens de bijzonder vennootschap toe het restant in drie termijnen te zullen betalen. Maar betaling van de eerste termijn blijft, ook na een reminder, uit. Daarop ontbindt de bv de afspraken over de betalingsregeling; zij eist nu betaling van het volledige openstaande bedrag in één keer.
Betalingsonwil
In kort geding vordert de bv bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam dat de bestuurder wordt veroordeeld tot betaling van de nog openstaande € 32.915. De bv stelt dat de man als bestuurder aansprakelijk is voor de betaling, omdat hij ervoor kiest de schuld van de vennootschap aan de bv niet te betalen. Volgens de bestuurder is er echter geen sprake van betalingsonwil, maar van betalingsonmacht. Hij kon de eerste termijn niet betalen omdat een financier zich had teruggetrokken, zo stelt hij. Maar inmiddels heeft hij een andere financier gevonden en daardoor verwacht hij binnenkort zowel de eerste als tweede termijn te kunnen voldoen. Dit wil de bv niet afwachten.
Bewijslast
Een bestuurder is jegens een derde aansprakelijk als hij onrechtmatig handelt jegens die derde waar hem, mede gelet op zijn verplichting tot een behoorlijke taakuitoefening als bedoeld in het Burgerlijk Wetboek, persoonlijk een voldoende ernstig verwijt kan worden gemaakt. De bewijslast daarbij ligt in beginsel bij degene die het geld moet krijgen. Daarvan kan echter onder omstandigheden worden afgeweken, dan wordt de bewijslast omgekeerd. Daar is hier volgens de voorzieningenrechter reden toe. De bestuurder stelt namelijk dat de bijzonder vennootschap de schuld niet kan betalen, maar heeft dit op geen enkele manier inzichtelijk gemaakt. Dat had wel op zijn weg gelegen. Nu hij dit heeft nagelaten, kan niet worden uitgegaan van betalingsonmacht. Daarom gaat de rechter uit van betalingsonwil, wat grond oplevert voor bestuurdersaansprakelijkheid. De voorzieningenrechter acht het aannemelijk dat de bodemrechter de bestuurder aansprakelijk zal houden voor de schuld. Dat die moet worden voldaan, heeft de man tijdens het vorige kort geding ook zelf erkend. De vordering wordt dan ook toegewezen. De bestuurder moet het nog openstaande bedrag ineens betalen, en ook de proces- en nakosten. Samen komt dat op ongeveer € 41.474.