Bestuurders hoofdelijk aansprakelijk bij faillissement
Als onbehoorlijk bestuur een belangrijke oorzaak is van het faillissement van een onderneming, zijn bestuurders vaak hoofdelijk aansprakelijk voor alle tekorten. Dat merkten de bestuurders van een vuurwerkbedrijf.
Een vuurwerkbedrijf wordt op eigen aangifte failliet verklaard. Er was één statutair bestuurster, haar echtgenoot was de feitelijke beleidsbepaler. Het bedrijf had een vordering van 287.230 euro op een Duits vuurwerkbedrijf voor het leveren van vuurwerk, maar dat bedrag wordt niet betaald. Omdat het Nederlandse bedrijf niet voldeed aan vuurwerkvoorschriften, legde de Inspectie Leefomgeving en Transport een last onder dwangsom op van 280.000 euro. Het boedeltekort bedraagt 550.000 euro.
Twee jaar voor het faillissement was het eigen vermogen al flink negatief, constateert de curator; er was nauwelijks nog omzet. De activiteiten van de vennootschap zijn overgedragen aan een holding, waarvan de echtgenoot enig bestuurder en aandeelhouder is. Van betaling van een koopsom is niet gebleken. De holding kreeg de omzet, maar de kosten bleven in de oude vennootschap. Daardoor zijn de schuldeisers van de vennootschap benadeeld, aldus de curator. De voorraadadministratie stemde niet overeen met de gevoerde boekhouding, opbrengsten zijn niet in de administratie verantwoord, de kasadministratie maakte een onbetrouwbare indruk. Ook heeft het bestuur niet voldaan aan de deponeringsplicht van jaarrekeningen.
Niet misleidend
De statutair bestuurster en haar echtgenoot beweren dat zij altijd naar beste eer en geweten hebben gehandeld. Het faillissement is ontstaan omdat het Duitse bedrijf niet betaalde en door de dwangsom. De administratie vertoonde misschien wel gebreken, maar deze was niet misleidend. Kortom, de bestuurster en haar man zijn niet aansprakelijk voor het faillissement.
Hoofdelijk aansprakelijk
De rechtbank Overijssel ziet het toch anders. Volgens de wet is in geval van faillissement iedere bestuurder hoofdelijk aansprakelijk voor de schulden, als het bestuur zijn taak kennelijk onbehoorlijk heeft vervuld en aannemelijk is dat dit een belangrijke oorzaak van het faillissement is. Nu sprake is van schending van de boekhoudplicht en de deponeringsplicht staat vast dat het bestuur (vrouw en man) zijn taak onbehoorlijk heeft vervuld. Daarnaast hebben ze veel geleverd aan het Duitse bedrijf zonder enige vorm van zekerheid voor de betaling te bedingen. Zo is er een grote schuld ontstaan, te wijten aan het handelen van het bestuur. Deze faillissementsoorzaak draagt bij aan de bestuurdersaansprakelijkheid. Ook het opleggen van de dwangsom had het bedrijf kunnen voorkomen, maar het heeft dat nagelaten. De rechtbank oordeelt dat de bestuurster en haar man hoofdelijk aansprakelijk zijn voor het bedrag van de schulden van de vennootschap: 550.000 euro.
ECLI:NL:RBOVE:2022:540