Bouwbedrijf moet kosten niet uitgevoerde, maar wel al betaalde werkzaamheden terugbetalen
Dat de betaalcondities in een overeenkomst van opdracht tussen twee opdrachtgevers en een bouwbedrijf kunnen op meerdere manieren kunnen worden uitgelegd, komt voor risico van het bouwbedrijf, zo besliste de rechtbank Den Haag in een geschil over renovatiewerkzaamheden aan een huis. De opdrachtgevers hebben goed gemotiveerd waarom zij redelijkerwijs uit mochten gaan van de door hen gegeven uitleg en dus had het bouwbedrijf het werk niet mogen staken omdat een factuur nog niet betaald was.
Een bouwbedrijf krijgt de opdracht een huis te renoveren voor een aanneemsom van bijna 156.000 euro exclusief btw. In de offerte zijn de start- en opleveringsdatum en betalingscondities vermeld. Zo staat er dat 20 procent van het bedrag bij de opdrachtverlening moet worden betaald en 30 procent bij de start van de werkzaamheden. Ook staat er dat halverwege het project 30 procent moet worden voldaan en dat na afronding 20 procent moet worden betaald.
Discussie
De eerste drie facturen, van in totaal 85.000, worden betaald, maar over de betaling van de vierde factuur ontstaat discussie. De opdrachtgevers willen die factuur niet betalen, omdat deze te vroeg en in strijd met de afspraken zou zijn verstuurd. Het bouwbedrijf loopt achter in de planning en de stand van het werk die bij de factuur hoorde ('halverwege het werk') is nog niet bereikt. Het bouwbedrijf wil de werkzaamheden niet voortzetten zolang het geld niet binnen is. De opdrachtgevers stellen het bouwbedrijf hierop per e-mail in gebreke en sommeren het bedrijf het werk te hervatten. Het bouwbedrijf laat weten de ingebrekestelling niet te accepteren en legt het werk neer.
Een andere aannemer neemt op verzoek van de opdrachtgevers het werk over en concludeert dat er voor niet meer dan 40.000 euro aan werk is verricht. De rechtsbijstandsverzekeraar van de opdrachtgevers ontbindt hierop de overeenkomst en houdt het bouwbedrijf aansprakelijk voor de schade. Het bouwbedrijf wordt gesommeerd 45.000 euro aan te veel betaalde factuurbedragen terug te betalen, samen met een aanvullende schadevergoeding.
In verzuim
De opdrachtgevers stappen naar de rechtbank om dit geld te vorderen. Zij leggen hieraan ten grondslag dat het bouwbedrijf te kort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst en in verzuim is geraakt bij de uitvoering van de overeenkomst van opdracht voor renovatiewerkzaamheden aan de woning. Het bouwbedrijf vordert op zijn beurt een verklaring voor recht dat de tussen partijen gesloten opdracht is ontbonden dan wel om deze te ontbinden en dat de opdrachtgevers op grond hiervan schadeplichtig zijn.
Feitelijke stand van het werk
Voor de beantwoording van de vraag welke betaalafspraken tussen partijen gelden, komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de betaalcondities van de afspraken mochten toekennen en op wat ze redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten, zo stelt de rechtbank. Volgens de opdrachtgevers is met de term 'halverwege het project' de feitelijke stand van het werk bedoeld. Het werk moet half af zijn voordat de factuur mag worden verstuurd. Het bouwbedrijf stelt dat niet de stand van het werk bepalend is, maar de in de offerte genoemde start- en einddatum.
Volgens de rechtbank kunnen de in de overeenkomst genoemde betaalcondities op meerdere manieren worden uitgelegd. De rechtbank vindt de uitleg van de opdrachtgevers ('halverwege naar de stand van het werk') goed gemotiveerd en verdedigbaar en acht ook goed onderbouwd waarom zij redelijkerwijs van die uitleg mochten uitgaan. Dat de betaalcondities voor meerdere uitleg vatbaar zijn, moet daarom voor risico van het bouwbedrijf komen.
Halverwege het project
Vervolgens moet worden vastgesteld of de uitvoering van het werk feitelijk al dan niet halverwege was. Uit de opsomming van de overeengekomen werkzaamheden die nog niet voltooid waren blijkt dat dit niet het geval was, aldus de rechtbank. De opdrachtgevers waren dan ook nog niet verplicht om de vierde factuur te betalen en dus heeft het bouwbedrijf het werk zonder gerechtvaardigde reden opgeschort. Door ook de ingebrekestelling niet te accepteren, schoot het bedrijf (blijvend) tekort in de nakoming van zijn verplichtingen uit de overeenkomst, die, zo concludeert de rechtbank, daarom rechtsgeldig buitengerechtelijk ontbonden is.
Waardering
Omdat het bouwbedrijf hiervoor zelf geen onderbouwing heeft gegeven, gaat de rechtbank uit van de waardering die de later ingeschakelde aannemer heeft aangedragen. Aangezien het uitgevoerde werk 40.000 euro waard was en de opdrachtgevers al 85.000 euro hadden betaald, zal het bouwbedrijf nog 45.000 euro moeten terugbetalen. De overige kosten zoals gevolgschade en buitengerechtelijke kosten hoeft het bouwbedrijf niet te betalen: die zijn onvoldoende onderbouwd of worden vergoed door de rechtsbijstandsverzekeraar.
ECLI:NL:RBDHA:2022:8343