Bouwgeschil eindigt met twee verliezende partijen
Een klassieke zaak: de opdrachtgever betaalt de factuur van de aannemer niet meer omdat het werk achterloopt. De aannemer staakt het werk omdat de opdrachtgever de facturen niet meer voldoet. De rechtbank komt er niet uit wie nu wat moet betalen.
Een echtpaar sluit een overeenkomst met een aannemer om hun woning te laten verbouwen. De aanneemsom wordt in meerdere termijnen betaald. Er ontstaat een geschil wanneer het werk achterop raakt maar de opdrachtgevers wel hun termijnbedrag moeten betalen. Ze vragen om een nieuw betaalschema. In plaats daarvan ontbindt de aannemer de overeenkomst. Al tijdens de rit bleek dat het werk ernstige gebreken vertoonde, die de aannemer niet wilde herstellen. De opdrachtgevers willen dat de aannemer alle reeds betaalde bedragen (€ 176.393) terugbetaalt, maar daarop kan de waarde van het werk (door een deskundige vastgesteld op € 64.742) in mindering worden gebracht. Het bouwgeschil wordt uitgevochten bij de rechtbank Noord-Holland.
Ontbinden
De aannemer beweert dat de opdrachtgevers facturen te laat hebben betaald, waardoor hij het recht had de aanneemovereenkomst te ontbinden. Met het deskundigenrapport van de opdrachtgevers kan hij niks: de verbouwing is inmiddels door een andere aannemer voltooid. De waarde van zijn werk kan niet meer worden bepaald en daarom moet worden uitgegaan van de kosten die de aannemer heeft gemaakt. Dat bedrag plus zijn gederfde winst (€ 15.000) moeten de opdrachtgevers betalen,.
Betalingsverplichtingen
De rechtbank stelt dat de opdrachtgevers er ten onrechte van uit gingen dat hun betalingen gelijk moesten lopen met de werkzaamheden. Dat was niet afgesproken: betalingen moesten in vastgestelde termijnen plaatsvinden. De opdrachtgevers stelden ook dat de aannemer de opleverdatum nooit kon halen, maar dat waren alleen hun eigen waarnemingen. Dat vindt de rechtbank veel te mager, zeker omdat was afgesproken dat met die datum wat kon worden geschoven. Ze mochten hun betalingsverplichtingen niet opschorten. Nu ze dat wel deden, zijn ze tekortgeschoten in de nakoming van hun verplichtingen, waardoor de aannemer zijn werkzaamheden mocht neerleggen en de aanneemovereenkomst ontbinden. Nu dat laatste rechtsgeldig is gebeurd, kunnen de opdrachtgevers geen aanspraak maken op schadevergoeding.
Economische waarde
Wel moeten beide partijen de door hun ontvangen prestaties teruggeven. Bij de opdrachtgevers is dat duidelijk: zij hebben € 176.393 betaald. De prestatie van de aannemer kan naar de aard van dat werk niet ongedaan worden gemaakt. Daarvoor treedt een verbintenis tot waardevergoeding in de plaats. De opdrachtgevers moeten de economische waarde vergoeden. Normaal wordt dan een deskundige benoemd maar dat heeft hier geen zin meer, omdat de opdrachtgevers het werk door een andere aannemer hebben laten afmaken. Uitgangspunt is de waarde in het economisch verkeer die door de aannemer is gecreëerd, en dat is niet de eenvoudige optelsom van gewerkte uren en ingekocht materiaal, zoals de aannemer stelt. Ook de rechtbank kan de waarde van het werk niet vaststellen, en daarom wordt ook de vordering van de opdrachtgevers afgewezen.
Winstderving ook niet vergoed
Krijgt de aannemer wel zijn geld, plus zijn winstderving? Nee – want hij gaat uit van kosten aan arbeid en materiaal, terwijl de economische waarde van het werk bepalend is. En dat kan de rechtbank dus niet vaststellen, dus ook niet of de aannemer winst heeft gederfd. De rechtbank wijst ook zijn vordering af.