De waarheidsplicht in gerechtelijke procedures - informatie achterhouden kan je duur komen te staan.
De waarheidsplicht
In civielrechtelijke procedures (procedures tussen burgers en/of ondernemingen onderling) geldt een waarheidsplicht. Die is vastgelegd in art. 21 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) en luidt als volgt:
"Partijen zijn verplicht de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren."
Je mag dus geen onwaarheden spreken, maar je mag ook geen relevante informatie achterhouden. Doe je dat wel, dan kan de rechter daaraan de consequenties verbinden die hij nodig acht. Het gebeurt de laatste jaren steeds vaker dat de rechter dat ook daadwerkelijk doet. Op 16 juli jl. oordeelde de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2021:1144) dat een vordering van ca. EUR 400k terecht volledig was afgewezen wegens schending van de waarheidsplicht.
Casus
Het ging om het volgende. Eigenaren van een loods hebben die verzekerd bij Aegon. Op enig moment na afsluiting van die verzekering wordt er een hennepkwekerij in de loods ontdekt. Enkele maanden daarna breekt er brand uit in de loods. Aegon weigert dekking voor de brandschade, onder meer omdat duidelijk wordt dat er eerder een hennepkwekerij was ontdekt. De eigenaren starten een procedure tegen de tussenpersoon. Zij verwijten hem (voor zover hier van belang) dat hij hen na ontmanteling van de hennepkwekerij niet heeft gewaarschuwd dat zij daarna geen beroep meer konden doen op hun verzekering. Hij zou hen daardoor de kans hebben ontnomen om een andere verzekeraar te zoeken, bij wie zij in die omstandigheden nog wél een beroep op de verzekering hadden kunnen doen.
Rechtbank: afwijzing vordering
De rechtbank biedt de eigenaren de kans om te bewijzen dat zij inderdaad een andere verzekeraar hadden kunnen vinden. Zij slagen in dat bewijs, door een offerte in het geding te brengen van verzekeraar Rialto. Vervolgens raakt de wederpartij (de tussenpersoon) er echter van op de hoogte dat de eigenaar de hennepkwekerij destijds zelf had opgezet en dat hij dat heeft verzwegen voor Aegon voor Rialto en voor de rechtbank. Het is voor de rechtbank reden om de vordering alsnog volledig af te wijzen. Niet alleen omdat niet vaststaat dat de loods verzekerbaar was geweest in die werkelijke omstandigheden, maar ook omdat die sanctie strookt met deze ernstige schending van de waarheidsplicht.
Gerechtshof en Hoge Raad: geen herkansing
De eigenaren gaan in hoger beroep bij het Gerechtshof. Daar geven zij wel alle relevante feiten weer en houden zij zich dus aan hun waarheidsplicht. In beginsel kun je een zaak in hoger beroep helemaal opnieuw opzetten; een herkansing dus. Het Hof oordeelt echter rigoureus: als een partij in eerste aanleg weloverwogen en doelbewust relevante informatie achterhoudt om ten koste van de wederpartij een schadevergoeding toegewezen te krijgen, is er geen plaats voor herkansing. Zou die herkansing er namelijk wel zijn, dan kunnen partijen dat interpreteren als een vrijbrief om in eerste aanleg onwaarheden te verkondigen en -als dat uit zou komen- dat in hoger beroep weer recht te zetten. De Hoge Raad is het met dit oordeel eens.
Belang voor de praktijk
Deze uitspraak is om twee redenen interessant voor de rechtspraktijk. De eerste is dat hier niet het verkondigen van onwaarheden wordt gesanctioneerd, maar het achterhouden van relevante informatie. De verplichting van art. 21 Rv om feiten 'volledig' aan te voeren is dus allerminst een dode letter, en de redenering 'alles wat je zegt moet waar zijn, maar je hoeft niet alles te zeggen' gaat niet op. Soms moet je wél alles zeggen, ook als het nadelig is voor je zaak.
De tweede reden is dat hier geen mogelijkheid van een herkansing is, wat nogal een vergaande inperking inhoudt van het recht op twee feitelijke instanties (eerste aanleg en hoger beroep). De boodschap die de Hoge Raad hiermee afgeeft is dat partijen niet moeten denken dat ze het in eerste aanleg wel 'kunnen proberen'. Bezint eer ge begint.