De zzp'er toch een werknemer? Het arrest in perspectief
De media was er afgelopen weekend vol van: de Hoge Raad heeft bepaald dat de partijbedoeling niet meer doorslaggevend is bij de totstandkoming van een arbeidsovereenkomst. In plaats daarvan wordt 'door het papier heen gekeken' naar de feitelijke werkelijkheid. Ingehuurde zzp'ers zijn dus mogelijk toch in loondienst, zo luidde de boodschap. Dat kan ondernemers verontrusten, zeker als die in tijden van Covid-19 toch al moeite moeten doen om het hoofd boven water te houden. Is dit arrest werkelijk baanbrekend? STIPT. licht het voor u toe.
Dat deze uitspraak een complete ommekeer zou zijn, behoeft enige nuance. De Hoge Raad heeft de feitelijke werkelijkheid namelijk altijd al van belang geacht. Hij heeft echter in 1997 bepaald dat daarnaast ook de partijbedoeling belangrijk was, en daar is in de rechtspraak nadruk op komen te liggen. In de praktijk heeft men daardoor ruimte gevoeld om een 'papieren werkelijkheid' te kunnen creëren die niet strookt met de beschermingsgedachte achter het arbeidsrecht – bijvoorbeeld door een overeenkomst van opdracht te sluiten met een zzp'er die feitelijk functioneert als een werknemer. Deze uitspraak trekt weer een duidelijke grens, in lijn met de bedoeling van de wetgever, en roept een halt toe aan dergelijke schijnconstructies.
Daarmee wordt deze arbeidsrechtelijke uitspraak in lijn gebracht met de fiscale en sociaalverzekeringsrechtelijke rechtspraak. De fiscus kijkt voor de loonheffing naar de feitelijke situatie en behandelt de zogenaamde 'schijnzelfstandige' (de zzp'er die feitelijk functioneert als werknemer) als een werknemer, met een mogelijke naheffing en boete tot gevolg. Om die reden werd in de adviespraktijk al eerder gewaarschuwd voor de risico's van het sluiten van een overeenkomst met een mogelijke schijnzelfstandige.
Ook in het sociale verzekeringsrecht geldt dat de feitelijke werkelijkheid, en niet de titel boven de overeenkomst, bepaalt of er sprake is van een werknemer die aanspraak heeft op uitkering.
Deze uitspraak zorgt dus vooral voor duidelijkheid en uniformiteit, en vormt de bevestiging van de reeds bestaande bedoeling van de wetgever. In zoverre is dus maar de vraag of deze uitspraak de zzp'er nu echt nieuwe rechten biedt. Dat neemt niet weg dat de zzp'er hiermee natuurlijk wel een concreet handvat heeft.
Voor de praktijk betekent dit niet dat iedere zzp'er ineens een werknemer wordt. Sowieso is deze uitspraak alleen van toepassing op de zzp'er die feitelijk werkzaam is als een werknemer. Daarnaast is het enkel interessant voor de zzp'er die belang heeft bij een dienstverband – en daarom de discussie met de opdrachtgever aangaat. Zolang hij dat niet doet, en beide partijen content zijn met de zzp-constructie, verandert er niets.
Deze uitspraak staat overigens niet op zichzelf, maar maakt deel uit van de ontwikkeling dat het arbeidsrecht met de arbeidsmarkt mee verandert. Feit is dat er tegenwoordig veel meer (schijn?)zelfstandigen zijn, denk aan de maaltijdbezorger bij Deliveroo en de Uber-chauffeur. Deze uitspraak bewerkstelligt dat de personen die het arbeidsrecht beoogt te beschermen, alsnog die bescherming genieten. In het kader van dezelfde ontwikkeling is ook voorgesteld om in de toekomst op basis van andere criteria vast te stellen of iemand een werknemer is. Kortom: wordt vervolgd…