Werknemer verzoekt primair om een billijke vergoeding, omdat de opzegging van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever en subsidiair om een schadevergoeding ex artikel 7:611 BW. Werkgever verweert zich tegen het verzoek en verzoekt om afwijzing, omdat er geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten.
De kantonrechter stelt de werkgever in het gelijk. Ten aanzien van het primaire verzoekt overweegt de kantonrechter dat de werkgever heeft voldaan aan haar re-integratieverplichtingen. De opzegging van de arbeidsovereenkomst is niet het gevolg van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Ten aanzien van het subsidiaire verzoek zijn er door de werknemer geen nieuwe feiten en omstandigheden ten grondslag gelegd anders dan bij het verzoek om toekenning van een billijke vergoeding.
De overeenkomst waarbij de werknemer zich verbindt om in dienst van de werkgever, tegen loon gedurende zekere tijd arbeid te verrichten. Drie elementen dienen aanwezig te zijn om te kunnen spreken van een arbeidsovereenkomst: arbeid (persoonlijk verricht door de werknemer), loon (veelal in geld) en een gezagsverhouding.
De kantonrechter is belast met de behandelingen van bepaalde soorten zaken, namelijk: civiele zaken tot een bedrag van EUR 25.000,-, arbeidszaken, huurzaken, consumentenkoopzaken en consumentenkredietzaken. Verder gaat de kantonrechter ook over zaken met betrekking tot bewind, curatele, mentorschap en het verwerpen of aanvaarden van erfenissen. Het is bij een kantonrechter niet verplicht om een advocaat in te schakelen.