Een boete die hoger is dan de lening zelf, kan dat?
Recent heeft het hof een vordering tot terugbetaling van een lening van EUR 27.500 en een boete van EUR 424.000 toegewezen. Volgens het hof was de boete, die meer dan 15x zo hoog was als de hoofdvordering, niet immoreel.
In deze zaak had de eisende partij EUR 27.500 uitgeleend aan de gedaagde. In de leningsovereenkomst tussen partijen was opgenomen dat de schuldenaar verplicht was het volledige bedrag terug te betalen voor 6 november 2017. Over iedere dag dat het bedrag te laat zou worden terugbetaald was een boete van EUR 1.000 afgesproken.
Een belangrijk beginsel in het Nederlandse verbintenissenrecht is de contractsvrijheid. Dit beginsel houdt in dat partijen vrij zijn om af te spreken wat zij willen en met wie zij dat willen. Partijen zijn dus ook vrij om (de hoogte van) een boete af te spreken. Contractsvrijheid kent echter ook wettelijke grenzen. Indien een contractuele afspraak in strijd is met de openbare orde of goede zeden, is de bepaling nietig. Nietigheid leidt ertoe dat de bepaling moet worden geacht nooit te hebben bestaan.
De lening werd niet binnen de afgesproken termijn terugbetaald en de schuldeiser startte, na ingebrekestelling, een incassoprocedure. De schuldenaar verscheen niet in de procedure en werd bij verstek veroordeeld tot betaling van de hoofdsom ad EUR 27.500. De boetebepaling werd echter door de rechter nietig geacht, wegens strijd met de goede zeden. De gevorderde boete, die inmiddels was opgelopen tot EUR 424.000 werd door de rechter afgewezen. Het boetebedrag stond volgens de rechter niet in verhouding tot het geleende bedrag en was niet in tijd of bedrag was gemaximeerd (zoals in veel boetebepalingen wel het geval is).
De schuldeiser ging vervolgens in hoger beroep en voerde aan dat het boetebeding rechtsgeldig was overeengekomen tussen twee particulieren met de daarbij behorende contractsvrijheid. Volgens het hof stond de vraag centraal of het boetebeding in strijd is met de fundamenteel ervaren normen van ongeschreven recht. De verschuldigdheid van de boete en in welke omvang, stond op voorhand niet vast en was afhankelijk gesteld van het eigen doen of (zoals in dit geval) nalaten van de schuldenaar zelf. Het hof acht het boetebeding daarom niet immoreel en veroordeelt de schuldenaar tot het betalen van de vordering van EUR 27.500 vermeerderd met een boete van EUR 424.000.
Let bij het sluiten van een overeenkomst dus altijd goed op de (hoogte van de) overeengekomen boetebepaling. In bovenstaande zaak verscheen de schuldenaar zowel bij de rechtbank als hof niet in de procedure. Als de gedaagde niet verschijnt in de procedure, kan tegen hem verstek worden verleend. In dat geval wordt de vordering toegewezen, tenzij deze vordering de rechter onrechtmatig of ongegrond voorkomt.
Het lijkt erop dat het – niet voeren van een verweer – deze schuldenaar duur is komen te staan. Zo had de schuldenaar (afhankelijk van de omstandigheden van het geval) een beroep kunnen doen op artikel 6:92 BW, waarin is bepaald dat ofwel nakoming, ofwel betaling van een boete kan worden gevraagd maar niet beiden (van deze bepaling kan overigens worden afgeweken in een overeenkomst). Daarnaast stond een beroep op artikel 6:94 BW open, op grond waarvan de schuldenaar bij de rechter om matiging van de boete had kunnen verzoeken.