Een parenclub is geen horecagelegenheid
Een huurder wil een gehuurd pand waarin zij een parenclub exploiteert, overdragen aan een andere huurder. Maar is ‘indeplaatsstelling’ wel mogelijk? De voorzieningenrechter moet bepalen wat voor een bedrijfsruimte de parenclub precies is.
Een vrouw huurt een pand waarin zij een parenclub exploiteert. Vanwege de coronamaatregelen, met tijdelijke sluiting tot gevolg, is een huurachterstand ontstaan. De vrouw wil de parenclub verkopen en de exploitatie ervan overdragen aan een besloten vennootschap (bv). Met de overnamesom kan zij de huurachterstand in één keer afbetalen en in haar oude dag voorzien. Zij onderhandelt met de verhuurder over de ‘indeplaatsstelling’ van de bv als nieuwe huurder. De verhuurder wil dit echter niet, omdat ook zijn bank dat niet ziet zitten. De huurder eist bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland dat de verhuurder ermee instemt dat de bv de parenclub via indeplaatsstelling overneemt.
Indeplaatsstelling
Indeplaatsstelling is alleen mogelijk bij een zogeheten 290-bedrijfsruimte, verwijzend naar artikel 7:290 van het Burgerlijk Wetboek. Dat een huurder een ander als nieuwe huurder in de plaats kan stellen, geldt niet voor een 230a-bedrijfsruimte. Dat kan alleen via contractsoverneming, een andere juridische route. Is de parenclub een 290- of 230a-bedrijfsruimte?
Hapjes en drankjes
Op grond van de wet wordt in een 290-bedrijfsruimte een kleinhandelsbedrijf uitgeoefend, een hotel-, restaurant- of cafébedrijf, een afhaal- of besteldienst, een ambachts- of kampeerbedrijf. Een 230a-bedrijfsruimte is bedoeld als restcategorie, waarbij te denken is aan kantoren, fabrieken, opslagruimtes en showrooms, en daarvoor gelden andere huurrechtelijke regels. De huurder stelt dat haar parenclub een horeca-aangelegenheid is, waardoor indeplaatsstelling mogelijk moet zijn: er staat een barmeubel in en er worden hapjes en drankjes verstrekt.
Erotisch vertier
De rechtbank wijst erop dat het exploiteren van de parenclub centraal staat en dat de horecavoorzieningen daarbij ondersteunend zijn. Het verschaffen van etenswaren en drankjes is geen overheersend element in het all inclusive pakket. Van doorslaggevend belang is immers wat het hoofddoel is van de huurovereenkomst: het voorzien in erotisch vertier dan wel in een erotische beleving (de rechtbank spreekt van ‘vozen en minnekozen’), en niet het verstrekken van eten en drinken. Daarom kan de parenclub niet worden aangemerkt als een 290-bedrijf, zodat de huurder zich niet kan beroepen op indeplaatsstelling. De bv kan de parenclub niet via die weg gaan exploiteren.
ECLI:NL:RBMNE:2022:1525