Geen beroep op dwaling als einde dienstverband tegenvalt
Kan een beëindigingsovereenkomst worden vernietigd vanwege dwaling? In deze kwestie zegde een werknemer zijn baan op maar werd hij snel daarna ziek. Hij wilde terug naar zijn vorige baan, omdat dit meer financiële zekerheid bood.
Als een salesmanager vier jaar bij een bedrijf werkt, komt hij met zijn werkgever overeen (‘met wederzijds goedvinden’) dat hij uit dienst treedt. Hij gaat zich richten op zijn eigen bedrijf. Maar na twee weken wordt bij hem longkanker vastgesteld. Hij stopt direct met zijn bedrijf en vraagt de werkgever de arbeidsovereenkomst met terugwerkende kracht te herstellen. Als die dat weigert, vernietigt de man de beëindigingsovereenkomst buitengerechtelijk en vraagt hij de werkgever om hem weer in dienst te nemen. De kwestie belandt bij de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant.
Dwaling
De man stelt dat hij én de werkgever hebben gedwaald bij het aangaan van de beëindigingsovereenkomst. Als hij had geweten van zijn ziekte, was hij niet uit dienst gegaan. De gevolgen zijn voor hem heel nadelig: hij krijgt geen loon bij ziekte en zijn vrouw heeft bij zijn overlijden geen recht op nabestaandenpensioen. De nadelige gevolgen voor de werkgever zijn relatief klein: die is verzekerd tegen arbeidsongeschiktheid van de man. De kantonrechter stelt dat een overeenkomst vernietigbaar is als de wederpartij (de werkgever) van dezelfde onjuiste veronderstelling is uitgegaan als de dwalende. Omdat de man zich op dwaling beroept, moet hij bewijzen dat sprake was van een wederzijdse onjuiste voorstelling van zaken.
Verkeerde veronderstelling
Duidelijk is dat de man en de werkgever bij het ondertekenen van de beëindigingsovereenkomst niet wisten van de ziekte. Ze gingen dus uit van een onjuiste veronderstelling: ze dachten dat de man gezond en arbeidsgeschikt was. Die verkeerde veronderstelling was van invloed op de beëindigingsovereenkomst, waarin stond dat de man nog enkele weken na het einde van het dienstverband zou blijven werken voor een andere vennootschap van de werkgever. Duidelijk is ook dat als de man had geweten van zijn ziekte, hij niet met zijn eigen bedrijf was begonnen. Dat brengt financiële risico’s met zich mee en hij heeft een gezin te onderhouden.
Geen beroep op dwaling
Toch komt de dwaling voor rekening van de man. Hij had een eigen bedrijf vaker aangekaart bij de werkgever, omdat hij daar geen toekomst meer zag. De arbeidsverhouding met zijn leidinggevenden was er al wat verstoord. Van belang is ook dat de man over deze kwestie advies had ingewonnen bij een arbeidsrechtadvocaat en een verzekeringsspecialist. Hij heeft de gevolgen van de beëindigingsovereenkomst dus overzien: geen financiële zekerheid meer. Hij wilde terugkeren vanwege het weduwepensioen, maar onduidelijk is waarom hij zelf geen aanvullend pensioen heeft afgesloten. Dat de werkgever de loonkosten van een zieke werknemer kan afwentelen op de ziektekostenverzekeraar vindt de kantonrechter geen redelijk argument. Opgeteld: de man kan zich niet beroepen op dwaling en hij kan niet terugkeren bij zijn werkgever.