Geen bestuurdersaansprakelijkheid vader van bestuurder
In een procedure bij de rechtbank Oost-Brabant zijn de twee bestuurders van een vennootschap hoofdelijk aansprakelijk gesteld en veroordeeld tot het betalen van het faillissementstekort van 150.000 euro. De vorderingen van de curator jegens de (inmiddels overleden) vader van een van de bestuurders worden afgewezen, waarop de curator in hoger beroep gaat.
De vennootschap, die een restaurant exploiteert, is in april 2013 opgericht. Alle aandelen in het bedrijf worden gehouden door een stichting, waarvan de zoon en zijn levenspartner de bestuurders zijn. De levenspartner van de zoon is ook bestuurder van de vennootschap. De vennootschap maakt gebruik van een pinautomaat, die is gekoppeld aan een betaalrekening. Deze rekening staat op naam van de ouders van de zoon. Bij die rekening hoort één betaalpas, die op naam staat van de vader.
In augustus 2016 wordt de vennootschap failliet verklaard. De vader overlijdt in maart 2020. Zijn vrouw en dochter zijn de erfgenamen.
Onrechtmatig gehandeld
De rechtbank heeft de zoon en zijn partner hoofdelijk veroordeeld tot het betalen van 150.000 euro en het restant van het faillissementstekort. De vorderingen van de curator jegens de vader zijn afgewezen, waarbij de curator de proceskosten moet betalen. Hij gaat in hoger beroep bij het hof 's Hertogenbosch. Volgens de curator heeft de vader als bestuurder het beleid van de vennootschap bepaald en is hij daarom eveneens hoofdelijk aansprakelijk voor het tekort in het faillissement. Hij heeft ook onrechtmatig gehandeld door bedragen aan de vennootschap te onttrekken of dit onttrekken te faciliteren, zo stelt de curator. De erfgenamen betwisten dit alles.
De Belastingdienst heeft in 2018 onderzoek gedaan naar bestuurdersaansprakelijkheid bij de vennootschap en komt tot de conclusie dat de vader als feitelijk bestuurder moet worden aangemerkt.
Bestuursdaden
Dat de Belastingdienst dit in haar rapport heeft geconcludeerd, maakt de vader nog niet tot feitelijk bestuurder, zo beslist het hof. De curator wijst niet op specifieke feiten of omstandigheden uit het rapport, waaruit blijkt van bestuursdaden. Het ter beschikking stellen van een betaalrekening en het toegang behouden tot die rekening zijn geen bestuursdaden, aangezien hiermee niet het beleid bepaald is. Overige feiten, zoals het wekelijks dineren in het restaurant van de vennootschap, kunnen evenmin worden gezien als bestuursdaad.
Hoewel er een bedrag van bijna 2 ton is onttrokken aan de vennootschap, staat het volgens het hof niet vast dat de vader dit bedrag gebruikte voor privédoeleinden. Het valt hem echter wel te verwijten dat hij het gebruik van de betaalrekening niet controleerde. Het ter beschikking stellen van een betaalrekening betreft geen "normaal gebruik" van een betaalrekening en brengt risico’s met zich mee waar een ondernemer bedacht op moet zijn. Voor aansprakelijkheid is echter nodig dat de door de schuldeisers geleden schade een gevolg is van het ter beschikking stellen van de rekening. Dat hiervan sprake is, is niet duidelijk.
Daarnaast is niet uit de bankafschriften af te leiden dat de vader heeft beschikt over het geld op de rekening. Er is weliswaar bijvoorbeeld ruim 70.000 euro in casino’s uitgegeven, maar niet is aannemelijk dat dit door de vader is gedaan. Door een ernstige ziekte was hij immers aangewezen op de zorg door anderen.
De conclusie van het hof: de curator heeft te weinig gesteld om te concluderen dat de vader jegens de schuldeisers aansprakelijk is. Evenmin heeft hij aan zijn stelplicht voldaan voor zover zijn vorderingen tot grondslag hebben dat de vader onrechtmatig heeft gehandeld. Het vonnis van de rechtbank wordt daarom bekrachtigd.
ECLI:NL:GHSHE:2022:243