Geen wettelijke verplichting om faillissementsaanvraag te verkiezen boven turboliquidatie

In plaats van een faillissement aan te vragen, zet een wijnbar met financiële problemen in op een turboliquidatie. Dat gaat de verhuurder van de wijnbar te ver – maar hij verliest zijn zaak bij de rechtbank.

Een bedrijf verhuurt voor vijf jaar een pand aan een horecaondernemer. Na twee jaar besluit de horecaondernemer de activiteiten van zijn wijnbar te beëindigen en hij zegt de huurovereenkomst op. De verhuurder pikt dit niet en stelt voor de rechtbank Noord-Holland dat de horecaondernemer onrechtmatig heeft gehandeld: hij heeft de zaak beëindigd via een turboliquidatie. Was dit gebeurd middels een faillissement, dan waren de rechten van schuldeisers beter gewaarborgd: bij een faillissement had de curator de huur kunnen opzeggen met inachtneming van een opzegtermijn van drie maanden, en dan kwalificeren deze huurtermijnen als boedelschuld. Dan had de verhuurder een bevoorrechte positie gehad ten opzichte van concurrente schuldeisers. De verhuurder houdt de horecaondernemer hoofdelijk aansprakelijk voor de schade (huurachterstand) die hij nu heeft geleden.

Turboliquidatie

Een vennootschap kan worden ontbonden zonder dat een vereffening plaatsvindt, als er tenminste geen baten (te verwachten) zijn. Dat geldt ook als de vennootschap schulden heeft. Op zich leidt ontbinding via turboliquidatie niet tot persoonlijke aansprakelijkheid van een bestuurder. Alleen als de bestuurder persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt van het onbetaald blijven van een schuldeiser, is er grond voor een persoonlijke aansprakelijkheid jegens die schuldeiser.

Geen baten

In deze zaak waren er op het moment van ontbinding geen (potentiële) baten. Er was al enige maanden geen omzet meer. De opbrengst van de inventaris is gebruikt om de schuldeisers pondsgewijs te betalen. Bij afwezigheid van baten is een turboliquidatie in beginsel de aangewezen weg om een vennootschap af te wikkelen. De horeca had dus niet de wettelijke verplichting om faillissement aan te vragen, zoals de verhuurder stelde.

Betaalautonomie

Is de horecaondernemer persoonlijk aansprakelijk omdat deze naar eigen inzicht schuldeisers heeft betaald? Het staat (een bestuurder van) een vennootschap in beginsel vrij op grond van een eigen afweging te bepalen welke schuldeisers zullen worden voldaan. Deze betaalautonomie houdt een zekere beleidsvrijheid in. Maar in het zicht van het beëindigen van de activiteiten van een onderneming, met name bij insolventie, kan deze vrijheid beperkter zijn. Dit geldt met name voor de keuze om wel betalingen te doen aan schuldeisers die aan de rechtspersoon zijn gelieerd of waarbij de bestuurder een persoonlijk belang heeft, maar niet aan andere schuldeisers.

Selectieve betalingen

Bij de betalingen aan de dertien schuldeisers zijn hun belangen in acht genomen, oordeelt de rechtbank. Ze zijn naar rato deels voldaan. Er is niet gebleken dat één schuldeiser volledig is gepasseerd. Ook blijkt niet van selectieve betalingen, dus dat alleen gelieerde schuldeisers met voorrang zijn voldaan. De door de huurder gedane betalingen vallen binnen diens beleidsvrijheid en dus kan hem persoonlijk geen ernstig verwijt van de verrichte betalingen worden gemaakt. Er is daarom geen sprake van bestuurdersaansprakelijkheid.

ECLI:NL:RBNHO:2024:8639

Contact opnemen

Huurovereenkomst
Huur is de overeenkomst waarbij de verhuurder zich verbindt aan de huurder een zaak of een gedeelte daarvan in gebruik te verstrekken en de huurder zich verbindt tot een tegenprestatie (artikel 7:201 BW). Beide partijen hebben rechten en verplichtingen. Zo is de verhuurder verplicht het verhuurde ter beschikking te stellen en te gebreken aan het verhuurde te verhelpen. De huurder is onder meer verplicht om de huur te betalen en om zich als een goed huurder te gedragen. Dit zijn algemene regels voor huur, die gelden voor zowel de huur van woonruimte als de huur van bedrijfsruimte.
Meer info »
Rechtbank
De rechtbank is het gerecht in eerste aanleg.
Meer info »
Opzegtermijn
De opzegtermijn is de termijn die in acht genomen moet worden bij de opzegging van de arbeidsovereenkomst (artikel 7:672 BW). De wet bepaalt dat de opzegtermijn voor een werknemer één maand is, en dat de opzegtermijn voor een werkgever afhankelijk is van de duur van het dienstverband: (i) minder dan 5 jaar is 1 maand, (ii) tussen vijf en tien jaar is 2 maanden, (iii) tussen tien en vijftien jaar is 3 maanden, (iv) meer dan vijftien jaar is 4 maanden. Partijen kunnen schriftelijk afwijken van de wettelijke opzegtermijn.
Meer info »
Ontbinding
Ontbinding een van de manieren waarop een overeenkomst kan worden beëindigd. Artikel 6:265 Burgerlijk Wetboek bevat een ontbindingsbevoegdheid voor het geval dat de wederpartij tekortschiet in de nakoming van zijn contractuele verplichtingen. Je kunt dan de overeenkomt ontbinden, tenzij de tekortkoming zodanig gering is dat die geen ontbinding rechtvaardigt. Andere gronden voor ontbinding zijn bijvoorbeeld dat, wanneer je als consument iets gekocht hebt, het aangekochte product gebrekkig is, of waneer er sprake is van onvoorziene omstandigheden. Ontbinding heeft tot gevolg dat de overeenkomst wordt geacht nooit te hebben bestaan. De reeds verrichte prestaties of gedane betalingen moeten ongedaan worden gemaakt, dus moeten - voor zover mogelijk - 'teruggedraaid' worden.
Meer info »