Huurders maken terecht aanspraak op terugbetaling waarborgsom
Twee huurders zeggen hun huur per september op, maar moeten noodgedwongen al een maand eerder hun gehuurde kamer verlaten. Hun maandhuur over augustus krijgen ze van de verhuurder terug, maar de waarborgsom niet. De kantonrechter beslist of ze daar toch recht op hebben.
Twee huurders huren een kamer bij een verhuurder. Bij aanvang van de huurovereenkomst betalen zij een waarborgsom van € 2.500. Een paar maanden later zeggen ze per WhatsApp de huur op per 1 september, maar ze moeten noodgedwongen al vóór 1 augustus hun huurwoning verlaten. De verhuurder, die half juli al nieuwe huurders heeft gevonden, spreekt met hen af dat de huur over augustus aan hen wordt terugbetaald. Dat bedrag krijgen ze inderdaad op hun rekening teruggestort, maar de waarborgsom krijgen ze niet terug.
Wel of geen instemming
Bij de kantonrechter (rechtbank Zeeland-West-Brabant) eisen de huurders deze waarborgsom van € 2.500 terug, Zij betwisten dat ze ermee hebben ingestemd dat de waarborgsom niet zou worden terugbetaald, zoals de verhuurder stelt.
De verhuurder stelt dat zij de huurders heeft laten weten dat ze de waarborgsom niet teruggestort zouden krijgen als zij de huur over augustus terug zouden krijgen. Die afspraak hebben de huurders volgens haar geaccepteerd, wat zou blijken uit een tussen hen gevoerd WhatsAppgesprek. Terugbetaling van zowel de huur als de borg zou ook onredelijk zijn, zo stelt zij, nu de huurders de huur per WhatsApp hebben opgezegd en daarbij geen opzegtermijn in acht hebben genomen. Volgens de verhuurder kan een getuige de afspraak dat zij de waarborgsom niet zou terugbetalen bevestigen.
Bewijzen
Het is aan de verhuurder om deze door haar gestelde afspraak te bewijzen, oordeelt de kantonrechter. Daar is zij niet in geslaagd. Dat de huurders met ‘OK’ hebben gereageerd op haar bericht dat zij de waarborgsom niet zou terugbetalen, betekent nog niet dat zij ook echt akkoord zijn gegaan. Volgens de huurders was de door de verhuurder aangewezen getuige er niet bij toen hierover mondeling is gesproken. Ook heeft de verhuurder niet onderbouwd hoe dit dan precies is gegaan en in hoeverre deze getuigenverklaring van belang zou kunnen zijn.
De huurders maken daarom terecht aanspraak op terugbetaling van de waarborgsom. De verhuurder moet € 2.500 terugstorten op hun rekening. Omdat de verhuurder dit niet op tijd heeft gedaan, komt daar nog wettelijke rente over dat bedrag bij vanaf 15 augustus tot het moment van betaling.