Kun je bij beëindiging van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd alsnog een tussentijds opzegbeding opnemen?
Werknemer is in dienst bij werkgever op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Bij indiensttreding is geen tussentijds opzegbeding opgenomen, dat wil zeggen dat de arbeidsovereenkomst niet eerder kan worden opgezegd en van rechtswege eindigt op de einddatum. Op enig moment sluiten partijen een vaststellingsovereenkomst. Bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst hebben partijen alsnog een tussentijds opzegbeding in de arbeidsovereenkomst opgenomen. Vervolgens vraagt werknemer een WW-uitkering aan. Het UWV beslist echter dat werknemer geen recht heeft op een WW-uitkering omdat bij het sluiten van de arbeidsovereenkomst geen tussentijds opzegbeding was opgenomen. Uit de wet volgt dat – als geen tussentijds opzegbeding is opgenomen – de werknemer pas recht heeft op een WW-uitkering als de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd is verstreken.
Werknemer beroept zich op contractsvrijheid. Op basis hiervan zijn partijen bevoegd de inhoud van een gesloten arbeidsovereenkomst te wijzigen. Uit de wet volgt niet dat een tussentijds opzegbeding al bij aanvang van de arbeidsovereenkomst opgenomen moet zijn.
Een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd kan gaandeweg, gedurende de looptijd worden aangepast. Dit kan onder andere door het opnemen van een opzegbeding. De rechtbank beslist dat uit de wet niet volgt dat op het moment van een WW aanvraag moet worden gekeken naar de bij aanvang van de arbeidsovereenkomst geldende bepalingen. Bij het eindigen van de arbeidsovereenkomst was inmiddels wel een tussentijds opzegbeding opgenomen. De beslissing van het UWV wordt daarom vernietigd.