Niet eerlijk zijn tegen rechter kan heel duur uitvallen
In de wet is de waarheidsplicht opgenomen: in een procedure bij de rechtbank moeten procespartijen de rechter volledig en naar waarheid informeren. Doen ze dat niet, dan kan de rechtbank een financiële sanctie opleggen.
Twee mannen houden ieder 50% van de aandelen in een projectvennootschap, beiden zijn ook bestuurder. In de praktijk is er, met instemming van de ander, maar één die echt bestuurt en de administratie voert. De ander (de ‘tweede man’) had daarin altijd inzage, totdat de hoofdbestuurder dit verhinderde. Sindsdien heeft de tweede man alleen inzage in de digitale financiële administratie. Hij eist bij de rechtbank Midden-Nederland dat hij weer onbeperkt inzage krijgt in de administratie.
Liquideren
De vennootschap houdt zich bezig met een bouwproject. Op enig moment ontbindt de hoofdbestuurder de aannemingsovereenkomst. Omdat hij meent dat de aannemer boetes verschuldigd is, maakt hij aanspraak op een borgtocht van € 1.865.000. Dat geld is aan de projectvennootschap uitbetaald. Als later met de aannemer een schikking wordt getroffen, willen beide bestuurders de vennootschap liquideren. Daarvoor wil de tweede man wel onbeperkt inzage in de administratie, omdat hij vindt dat de digitale administratie die hij wel kent onvolledig is. Hij vindt ook dat de hoofdbestuurder de aannemer niet van het bouwproject had mogen wegsturen. Dat leidde tot een geschil en tot hoge advocaatkosten voor de tweede man (€ 750.000). Met het boekenonderzoek wil hij nagaan of de hoofdbestuurder daarvoor aansprakelijk is.
Geen onbeperkte toegang
Dit klinkt misschien redelijk, maar dat is het volgens de rechtbank niet. De tweede man voert niks concreets aan waarom de digitale administratie incompleet zou zijn. Nergens blijkt dat de hoofdbestuurder onrechtmatig heeft gehandeld door de aannemer weg te sturen. Er is dus geen reden om hem onbeperkte toegang te verlenen.
Uit de duim gezogen
Erger voor de tweede man is dat hij de wettelijke waarheidsplicht heeft geschonden. Dat komt hem duur te staan. Hij stelde dat de ontbinding van de overeenkomst met de aannemer een zelfstandig besluit was van de hoofdbestuurder, waarmee hij geen bemoeienis had. Dat klopt niet. Over het uitkeren van dividend – beide bestuurders kregen € 3 miljoen – zou geen overleg met hem hebben plaatsgevonden. Klopte ook niet. Hij zou niet bekend geweest zijn met het besluit om de borgtocht te laten inroepen ten laste van de hoofdaannemer: uit de duim gezogen.
Financiële sanctie
Met dit alles heeft de tweede man de rechtbank bewust onjuist geïnformeerd, en dat is verwijtbaar. De rechter kan aan een schending van de verplichting om – al in de dagvaarding – belangrijke feiten volledig en naar waarheid aan te voeren een financiële sanctie verbinden. Normaal zou bij de bepaling van de proceskosten voor elke relevante proceshandeling van de advocaat van de hoofdbestuurder € 598 per punt worden gehanteerd. Vanwege de schending van de waarheidsplicht hanteert de rechtbank een tarief van € 3.413 per punt. Dat is het wettelijke tarief voor vorderingen tussen € 390.000 en € 1 miljoen, en dit sluit aan bij de waarde die de tweede man zelf toekent aan deze procedure (€ 750.000). In deze zaak gaat het om twee punten: de tweede man moet € 6.826 aan salariskosten betalen aan de bestuurder.