Ontslag op staande voet wegens huisvredebreuk houdt geen stand
Een jonge assistent-kok wordt op staande voet ontslagen wegens huisvredebreuk. Dat ontslag is niet rechtsgeldig en daarom heeft hij recht op een vergoeding wegens onregelmatige opzegging en een transitievergoeding, maar een immateriële schadevergoeding vindt de kantonrechter ‘schromelijk overdreven’.
Een 18-jarige assistent-kok heeft een contract voor bepaalde tijd bij een restaurant. In augustus 2022 laat hij zijn werkgever weten dat hij een nieuwe baan heeft gevonden en daarom de arbeidsovereenkomst wil beëindigen. Daarin staat geen tussentijds opzegbeding. Met zijn baas komt de kok een einddatum overeen: 30 september 2022.
Huisvredebreuk
Op 7 september zegt de partner van de restauranteigenaar dat zij de werknemer op 3 september na sluiting ’s avonds of ’s nachts alleen in het restaurant aantrof. Een week later laat de werkgever hem per mail weten dat hij hiermee huisvredebreuk heeft gepleegd en dat er vanwege dit verwijtbare gedrag geen vertrouwen meer in hem is. De werknemer stapt naar de rechtbank Noord-Holland. Hij eist een billijke vergoeding, een immateriële schadevergoeding, een transitievergoeding en een vergoeding wegens onregelmatige opzegging, en anders in ieder geval vernietiging van het ontslag. Dit is volgens hem namelijk niet rechtsgeldig, nu een dringende reden ontbreekt en het ontslag niet onverwijld is gegeven.
Onregelmatige opzegging
Hoewel de werkgever bestrijdt de intentie te hebben gehad om de man op staande voet te ontslaan vat de kantonrechter dit door diens formuleringen naar de werknemer en in de processtukken wel zo op. Het gegeven ontslag op staande voet kan echter om twee redenen geen standhouden. De dringende reden die aan het ontslag ten grondslag lag (de huisvredebreuk) heeft de werknemer gemotiveerd betwist, zodat die niet is komen vast te staan. Daarnaast is niet aan de onverwijldheidseis voldaan: tussen de gestelde huisvredebreuk en het ontslag zat bijna een week. Rechtsgeldig is het ontslag dus niet. De werkgever moet de man daarom een vergoeding betalen wegens onregelmatige opzegging, nu is opgezegd tegen een eerdere dag dan is afgesproken. Deze vergoeding is gelijk aan het brutoloon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had moeten voortduren. Dit komt neer op een bedrag van ruim € 800.
Geen billijke vergoeding
Ontslag op staande voet in strijd met de wettelijke regels aan de kant van de werkgever is in beginsel ernstig verwijtbaar, wat betekent dat de werknemer in beginsel recht heeft op een billijke vergoeding. In deze zaak stelt de kantonrechter die vergoeding echter op nul. Zo verwijtbaar is de restauranteigenaar nou ook weer niet. De werknemer is nog erg jong en hij had zijn baan al opgezegd in verband met ander werk. De inkomensschade die hij lijdt wordt daardoor voldoende gecompenseerd met het geld dat hij krijgt vanwege de onregelmatige opzegging. Een transitievergoeding krijgt de werknemer wel (€ 272). De immateriële schadevergoeding van € 1.000 die de werknemer wil voor ‘alle stress en al het leed rondom de ontslagkwestie’ noemt de kantonrechter ‘schromelijk overdreven’. Met de andere vergoedingen die de man krijgt is zijn ‘leed’ voldoende gecompenseerd.