Pakketbezorgdienst past routes aan na waarschuwingen, koeriersdienst wil blijven rijden
Een pakketbezorgdienst zet een streep door twee routes van een koeriersbedrijf. Volgens de eigenares van het koeriersbedrijf zou die aanpassing van de overeenkomst niet moeten gelden, en heeft zij ten minste recht op een langere opzegtermijn of een schadevergoeding. Maakt zij kans van slagen?
De bezorgdienst en het koeriersbedrijf hebben eind 2019 een overeenkomst getekend, waarin staat dat beide partijen deze overeenkomst te allen tijde kunnen opzeggen, met een opzegtermijn van één maand. Eind augustus laat de pakketbezorgdienst het koeriersbedrijf weten dat zij per 1 oktober 2021 stopt met twee in de overeenkomst vermelde routes.
Langdurige verplichtingen
De pakketbezorgdienst laat weten dat het beëindigen van deze twee routes het gevolg is van het gedrag van een van de medewerkers van het koeriersbedrijf. Volgens de eigenares van het koeriersbedrijf is dit echter onredelijk, omdat de betreffende werknemer inmiddels is ontslagen. Daarnaast is het voortbestaan van haar bedrijf afhankelijk van deze routes. Ze is voor deze overeenkomst namelijk langdurige verplichtingen aangegaan, zoals het leasen van bussen en het aannemen van personeel.
Het koeriersbedrijf vraagt de rechtbank Rotterdam daarom in een kort geding te bepalen of de opzegging rechtsgeldig is. Subsidiair vraagt zij de rechtbank te kijken naar een langere opzegtermijn en/of een schadevergoeding voor haar bedrijf.
Ingeperkt werkgebied
Volgens de pakketbezorgdienst moeten de vorderingen van het koeriersbedrijf worden afgewezen, aangezien ze constitutief van aard zijn en daarom niet thuishoren in een kort geding. Daarnaast beargumenteert de bezorgdienst dat zij de overeenkomst niet heeft opgezegd, ze heeft het werkgebied slechts met twee routes ingeperkt. Dit heeft zij gedaan als reactie op de wijze waarop het koeriersbedrijf is omgegaan met de vele waarschuwingen aan de inmiddels ontslagen werknemer, maar ook aan andere medewerkers. Ook betwist de pakketbezorgdienst dat het koeriersbedrijf zo afhankelijk is van de twee routes, dat het beëindigen ervan zal leiden tot een faillissement van de onderneming. Het bedrijf kan namelijk ook voor concurrenten van de pakketbezorgdienst werken.
Redelijkheid en billijkheid
De rechtbank Rotterdam gaat in de door de bezorgdienst naar voren gebrachte argumenten mee. De vorderingen zijn inderdaad constitutief van aard, aangezien zowel de primaire als subsidiaire vordering een declaratoir karakter hebben. Daarnaast kan de rechtbank geen schadevergoeding vaststellen, aangezien die onvoldoende bepaalbaar is. De rechtbank oordeelt echter wel dat de eisen van redelijkheid en billijkheid belangrijk zijn in een overeenkomst. In een situatie waarin partijen al lange tijd met elkaar samenwerken, mag een partij de in die praktijk gegroeide samenwerking niet zonder meer van de ene op de andere dag veranderen. De eisen van redelijkheid en billijkheid in deze zaak kunnen in dit kort geding echter niet worden vastgesteld, aldus de rechtbank.
ECLI:NL:RBROT:2021:10119