Verkeerde vennootschap in appeldagvaarding: herstel niet toegestaan
Een man dagvaardt in hoger beroep een verkeerde partij en vraagt of hij alsnog het juiste bedrijf in het geding mag oproepen. Dat mag niet van het hof Den Bosch, nu geen sprake is van een kennelijke, voor alle betrokkenen direct kenbare verschrijving of vergissing.
Een man is verwikkeld in een rechtszaak met een bedrijf dat kleding maakt. Deze onderneming handelt onder drie bedrijfsnamen. Wanneer de man in hoger beroep gaat, noemt hij in de appeldagvaarding een andere bedrijfsnaam dan die vermeld is in het vonnis van de rechtbank.
Volgens de man is dit een vergissing, maar zou het redelijkerwijs duidelijk moeten zijn dat hij de andere bedrijfsnaam bedoelde. Ook wordt in de appeldagvaarding de directeur groot aandeelhouder (dga) van de juiste bedrijfsnaam vermeld. De man vraagt daarom om hem toe te staan het bedrijf alsnog onder de juiste tenaamstelling in de procedure op te roepen.
Volgens de directeur van het bedrijf moet de appeldagvaarding niet-ontvankelijk worden verklaard. De man zou er bewust voor hebben gekozen het verkeerde bedrijf te dagvaarden.
Fouten en vergissingen
Hoewel procespartijen in een volgende instantie dezelfde moeten zijn als in de vorige instantie, geldt een uitzondering in geval van partijwisseling door rechtsopvolging, zo stelt het hof. Ook kunnen kennelijke verschrijvingen worden hersteld met toestemming van de wederpartij. De ratio die hieraan ten grondslag ligt, is dat fouten en vergissingen niet tot fatale gevolgen behoren te leiden, míts de wederpartij door het herstel hiervan niet onredelijk in haar belangen wordt geschaad.
Geen verschrijving of vergissing
Is er in deze zaak dan sprake van een kennelijke verschrijving of vergissing, die voor alle betrokkenen direct kenbaar was? Het hof vindt van niet. De twee bedrijfsnamen betreffen twee verschillende vennootschappen, waarbij geen sprake is van een moeder-dochterverhouding. Van partijwisseling door rechtsopvolging is evenmin sprake. Het eindvonnis van de rechtbank is slechts aan een van de twee bedrijven gericht, aangezien de vorderingen tegen het andere bedrijf na faillissement waren ingetrokken.
Het hof wil nog wel aannemen dat de man zich heeft vergist, maar van een kennelijke verschrijving of vergissing die voor alle betrokkenen direct kenbaar was is geen sprake. Het verzoek van de man wordt afgewezen.
ECLI:NL:GHSHE:2022:1701