Wezenpensioen kind hoeft niet verrekend te worden met bijstand
Een wezenpensioen van 13 euro per maand moet gezien worden als zakgeld en niet als inkomen, zo oordeelt de rechtbank Noord-Nederland in een zaak om terugvordering van bijstand. Er is daarom geen sprake van een schending van de inlichtingenplicht.
Een alleenstaande moeder ontvangt sinds 2014 bijstand. In 2018 overlijdt de vader van haar zoon, waardoor de zoon elke maand 13,61 euro aan Nabestaandenpensioen op zijn bankrekening ontvangt. Ook heeft hij eenmalig een bedrag van ruim 121 euro ontvangen als afkoopsom van een wezenpensioen.
Wanneer het college van burgemeester en wethouders van de gemeente hier in 2020 achter komt, besluit het college een bedrag van ruim 450 euro terug te vorderen en een boete van bijna 110 euro op te leggen. De moeder maakt hiertegen bezwaar. Wanneer dit bezwaar slechts deels gegrond wordt verklaard, stelt de moeder beroep in.
Inlichtingenplicht
Volgens het college heeft de moeder haar inlichtingenplicht geschonden door geen melding te maken van het wezenpensioen. Dit pensioen betreft inkomen dat moet worden verrekend met het recht op bijstand, en had daarom gemeld moeten worden. Dit had de moeder redelijkerwijs duidelijk moeten en kunnen zijn, aldus het college. De moeder is het hier niet mee eens. De bedragen moeten tot het vermogen van haar zoon worden gerekend, aangezien de bedragen aan hem toekomen en op zijn spaarrekening worden gestort. Omdat het vermogen onder de vermogensgrens valt, kunnen de bedragen niet worden teruggestort.
Zakgeld
De rechtbank Noord-Nederland oordeelt als volgt. Het college heeft niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van een schending van de inlichtingenplicht. Niet alleen gaat het hier om bescheiden bedragen van eenmalig 121 euro en maandelijks 13 euro, ook is het nabestaandenpensioen vergelijkbaar met een bedrag aan zakgeld wat de zoon anders van zijn vader had kunnen krijgen. Ook hecht de rechtbank zeer aan het feit dat het beleid van het college het mogelijk maakt om giften onder omstandigheden tot een bedrag van 600 euro per jaar vrij te laten. Het beroep is daarom gegrond, aldus de rechtbank. Het besluit van het college houdt geen stand.
ECLI:NL:RBNNE:2022:2222