Woningcorporatie mocht huurder vanwege strijd met rangorde niet passeren
Een man krijgt door een woningcorporatie een woning aangeboden, maar komt hiervoor op basis van zijn inkomen alsnog niet in aanmerking. De corporatie reageert niet op zijn bezwaren en gaat met anderen in zee. Door in strijd met de geldende rangorde de man te passeren en de woning aan derden aan te bieden, handelde de corporatie onzorgvuldig, oordeelt de voorzieningenrechter. En dat heeft gevolgen.
Een man krijgt door een woningcorporatie een nieuwbouwwoning aangeboden. De corporatie laat hem weten dat hij kandidaat-huurder is en vraagt hem bepaalde informatie te sturen, zodat ze kan beoordelen of hem een definitief aanbod kan worden gedaan. Daarna belt de corporatie hem: op basis van zijn inkomensgegevens komt hij niet voor deze woning in aanmerking.
Afwijzing
De man uit meteen zijn bezwaren en zegt formeel bezwaar te zullen gaan maken. Hij vraagt de corporatie per mail de afwijzing te heroverwegen, maar dit gebeurt niet. De corporatie benadert daarentegen een stel als kandidaat-huurder, waarmee ook een ‘intentieverklaring’ wordt gesloten. Daarin staat dat de corporatie en het stel zijn overeenkomen dat de woning voor hen wordt gereserveerd en dat voor de oplevering een huurovereenkomst wordt gesloten. Ook de huurprijs staat erin.
Bezwaarcommissie
Over deze gang van zaken dient de man met een bezwaarschrift een klacht in bij de bezwarencommissie, en specifiek over de afwijzing en de gegevens die daarvoor zijn gebruikt. Deze klacht wordt gegrond verklaard. Volgens de commissie is het actuele inkomen van de man ook een wettelijke mogelijkheid om het inkomen aan te tonen. Nu de corporatie daaraan voorbij is gegaan, is de man ten onrechte gepasseerd. De corporatie moet hem dan ook deze of een vergelijkbare woning aanbieden in hetzelfde project.
Kort geding
Bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam eist de man in een kort geding dat de corporatie hem binnen twee weken de woning alsnog aanbiedt, op straffe van een dwangsom van € 500 per dag met een maximum van € 50.000 voor elke dag dat de woningcorporatie in gebreke is. En anders eist hij binnen drie maanden een woning die vergelijkbaar is qua huurprijs, grootte, aantal kamers, speelmogelijkheden voor kinderen in de omgeving en aard van de woonomgeving, op straffe van dezelfde dwangsom.
Bindende uitspraak
De woningcorporatie vindt nog steeds dat zij de woning niet aan de man had hoeven aanbieden, omdat hij niet voldoet aan de inkomenseis. Daarmee miskent zij dat de uitspraak van de bezwarencommissie bindend is, aldus de voorzieningenrechter.
Uiterst onzorgvuldig
De corporatie stelt ook dat zij de woning al heeft toegezegd of verhuurd aan anderen, waardoor deze niet meer beschikbaar is. Dit verweer kan zij volgens de rechter onder de gegeven omstandigheden echter niet aan de man tegenwerpen. Toen de corporatie hem belde dat hij niet voor deze woning in aanmerking kwam, heeft hij duidelijk zijn bezwaren geuit en aangekondigd dat hij die bezwaren zou formaliseren. Daarna heeft hij in mails toegelicht waarom de zienswijze van de woningcorporatie niet klopt. Van de corporatie mocht worden verwacht dat zij dit gemotiveerde bezwaar zorgvuldig afhandelde, maar dit deed zij niet. Zij heeft de behandeling van en de beslissing op het bezwaar niet afgewacht en anderen benaderd, met wie een intentieverklaring is gesloten. Daarmee heeft zij volgens de voorzieningenrechter uiterst onzorgvuldig jegens de man gehandeld, en de gevolgen daarvan komen dan ook voor haar rekening en risico. Dat zij hem de woning nooit definitief heeft aangeboden en wel aan twee anderen, doet daar niet aan af. Op basis van de in regelgeving vastgelegde rangorde had de corporatie de woning in eerste instantie al aan de man moeten aanbieden.
Geen vergelijkbaar aanbod
De corporatie wijst er nog op dat zij de man andere woningen heeft aangeboden, maar dat hij die – ten onrechte – heeft geweigerd. Ook dit verweer slaagt niet. Die woningen zijn namelijk qua grootte en aantal slaapkamers niet vergelijkbaar met de eerste woning. Ook met een ander aanbod hoefde de man geen genoegen te nemen, omdat nog onbekend is wanneer die woning beschikbaar zal zijn.
Man krijgt woning
De woningcorporatie moet de woning binnen twee weken aan de man aanbieden. Aan die veroordeling wordt de geëiste dwangsom verbonden. Verder wijst de voorzieningenrechter de vordering toe van de corporatie dat het stel wordt veroordeeld te gedogen dat de corporatie de woning exclusief aan de man aanbiedt. Daarmee wil de rechter voorkomen dat de corporatie een huurovereenkomst moet sluiten met twee partijen.