De voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam heeft bepaald dat een vijfjarig contract met vaste prijzen toch kan worden opengebroken.
De afnemer en de leverancier hebben sinds 2012 een overeenkomst met betrekking tot de levering van gassen die nodig zijn in het productieproces van de afnemer. De afnemer heeft bij het aangaan van de overeenkomst duidelijk gemaakt dat prijszekerheid voor hem van groot belang is. De betreffende leverancier was duurder dan zijn concurrenten, toch heeft de afnemer voor deze leverancier gekozen omdat deze als enige bereid was een vaste prijs te hanteren voor een periode van vijf jaar.
De leverancier wil de prijs verhogen omdat ook zijn inkoopkosten zijn gestegen door een explosie van de gasprijzen (100-150%). De afnemer stelt dat hij een leveringsgarantie tegen contractprijs heeft, tenzij er sprake is van overmacht. Wanneer er krapte in de markt is, zouden er geen extra kosten worden berekend, de prijzen waren immers vast en “all-in”. De leverancier dreigt de levering op te schorten totdat de afnemer onvoorwaardelijk akkoord zou gaan met de verhoogde prijzen. De afnemer geeft aan desondanks de verhoogde prijzen te zullen betalen, maar onder protest en kondigt een gerechtelijke bodemprocedure aan om de naar zijn mening te veel betaalde toeslagen terug te vorderen.
In kort geding vordert de afnemer primair nakoming tegen de contractuele afgesproken vaste prijzen, zonder de extra toeslag. Subsidiair vordert de afnemer een verbod om de levering op te schorten zolang hij (onder protest) de verhoogde prijs betaalt.
De leverancier voert aan dat de overeenkomst gewijzigd dient te worden op grond van onvoorziene omstandigheden omdat deze van dien aard zijn dat de afnemer naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid geen ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst mag verwachten (artikel 6:258 BW). De leverancier beroept zich ook op de overeengekomen ‘loyalty clause’. Deze houdt in dat beiden zich in het geval van onvoorziene en onvoorspelbare omstandigheden als redelijk zakenpartner zullen opstellen.
Opvallend genoeg oordeelt de voorzieningenrechter dat de explosie van de gasprijzen een onvoorziene omstandigheid is, ondanks het feit dat de vaste prijs juist is overeengekomen met het oog op prijsfluctuaties. De voorzieningenrechter oordeelt dat de oorzaken en de mate van de prijsstijging van gas niet waren voorzien. In redelijkheid kan dan ook niet worden verwacht dat de leverancier verliesgevend levert, dat is niet verdisconteerd in het prijsrisico. De rechter is van oordeel dat hierdoor niet valt uit te sluiten dat de afnemer de extra toeslag geheel of gedeeltelijk dient te betalen. Daarbij speelt de ‘loyalty clause’ een rol; de afnemer dient zich in geval van onvoorziene en onvoorspelbare omstandigheden als redelijk zakenpartner op te stellen.
De primaire vordering wordt afgewezen. De afnemer zal de verhoogde prijs moeten betalen, totdat in een bodemprocedure is beslist. De rechter wijst de subsidiaire vordering wel toe en verbiedt de leverancier zijn leveringsverplichting op te schorten, zolang niet in een bodemprocedure is beslist. Het is voorlopig dus afwachten of, en zo ja, hoe veel de afnemer later van de extra toeslagen terug kan vorderen.
Rechtbank Rotterdam 20 november 2021, ECLI:NL:RBROT:2021:13392