Geen bestuurlijke aansprakelijkheid na onbetaalde contributie aan ijshockeybond
De bestuurders van een stichting, die een ijshockeyteam liet meedoen aan de eredivisie, kunnen niet aansprakelijk worden gehouden voor onbetaalde facturen aan de nationale ijshockeybond. Dat blijkt in een zaak in hoger beroep bij het hof Den Haag.
De nationale ijshockeybond houdt de bestuurders van een van zijn voormalige leden, een stichting, aansprakelijk voor door hen onbetaalde contributie en andere vergoedingen. De stichting heeft in het seizoen 2013/2014 een team laten deelnemen aan de eredivisie. Tijdens het seizoen kwamen er minder sponsorinkomsten binnen dan er werd uitgegeven. Het seizoen is afgemaakt, maar met een tekort van uiteindelijk bijna 12.000 euro.
Onrechtmatig
In eerste aanleg heeft de ijshockeybond bij de kantonrechter een verklaring voor recht gevorderd dat de bestuurders van de stichting onrechtmatig hebben gehandeld. De bond wil daarbij dat zij worden veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van bijna 23.000 euro, bestaande uit de onbetaalde facturen en bijkomende kosten. De bestuurders zouden namelijk het team hebben ingeschreven en met de competitie zijn doorgegaan, zonder te weten of de stichting haar financiële verplichtingen kon nakomen. Ook zouden de bestuurders ervoor hebben gezorgd of hebben toegelaten dat de stichting haar financiële verplichtingen tegenover de bond niet kon nakomen.
Op de hoogte
Het was niet duidelijk dat nakoming van de betaling van de facturen niet mogelijk was, zo stelt een van de bestuurders. Hij weerspreekt niet dat de stichting bij aanvang van het seizoen voor de begrote uitgaven nog geen volledige dekking had in de vorm van gegarandeerde sponsorbijdragen of andere zekere financiering, maar dat betekent volgens hem niet dat de stichting dergelijke middelen ook niet voor de toekomst mocht verwachten. Ook was de bond op de hoogte van de financiële situatie van de stichting, aldus de bestuurder.
Wanneer de vordering door de kantonrechter wordt afgewezen, stapt de bond naar het gerechtshof Den Haag.
Onvoldoende onderbouwd
De enkele omstandigheid dat een rechtspersoon verplichtingen aangaat zonder dat hiervoor op dat moment al (volledig) dekking bestaat in de vorm van zekere inkomsten of anderszins, rechtvaardigt nog niet de conclusie dat, als die inkomsten uitblijven, de bestuurders van de rechtspersoon die de verplichtingen namens die rechtspersoon zijn aangegaan een persoonlijk ernstig verwijt treft, aldus het hof.
Bovendien weerspreekt de ijshockeybond niet dat de bond bij aanvang de beschikking heeft gekregen over de begroting van de stichting. Tegen die achtergrond is onvoldoende onderbouwd dat de bond niet op de hoogte was van de financiële situatie van de stichting. Voor zover in de begroting een financieel risico lag besloten, heeft de ijshockeybond ook onvoldoende onderbouwd dat de bond daarvan níet en de bestuurders daarvan wél op de hoogte waren.
Tegenvallende financiële situatie
De bond weerspreekt evenmin dat hij tijdens het seizoen door de bestuurders is geïnformeerd over de tegenvallende financiële situatie van de stichting en de onmogelijkheid om haar financiële verplichtingen op dat moment na te blijven komen. Toch heeft de bond er bij de stichting op aangedrongen het seizoen af te maken. Ook tegen deze achtergrond is onvoldoende onderbouwd dat de stichting tijdens het seizoen met een onjuiste of onvolledige voorstelling van zaken nieuwe verplichtingen tegenover de bond is aangegaan, of dat de bestuurders anderszins een persoonlijk ernstig verwijt treft, aldus het hof.
Aangezien ook de overige verwijten, over het niet incasseren van de debiteuren van de stichting en een selectieve wanbetaling, onvoldoende onderbouwd zijn, is de bond niet met bewijs gekomen van feiten die tot een andere beoordeling zouden kunnen leiden. Het vonnis van de kantonrechter wordt dan ook door het hof bekrachtigd.
ECLI:NL:GHDHA:2022:1340