Potentiƫle baten aanwezig: verzoek om faillietverklaring in hoger beroep toegewezen
Een door de rechtbank afgewezen verzoek tot faillietverklaring wordt in hoger beroep toegewezen. Het is volgens het hof aannemelijk dat de schuldenlast verder is opgelopen door de onderneming in de gegeven omstandigheden voort te zetten en er zijn meerdere vorderingen.
Een verzoek om faillietverklaring van een bouwbedrijf, een besloten vennootschap (bv), wordt in juni 2022 afgewezen door de rechtbank Midden-Nederland. De bv is in februari 2022 ontbonden. Ten tijde van de ontbinding had het bedrijf geen baten meer. Omdat het bedrijf slechts één aandeelhouder en bestuurder heeft, heeft een zogenoemde turbo-liquidatie plaatsgevonden.
Een van de schuldeisers stapt echter naar de rechtbank. Medio 2021 hebben hij en het bouwbedrijf een overeenkomst gesloten om het huis van de man te verbouwen, waarop hij een aanbetaling van ruim 36.000 euro heeft gedaan. Omdat de afspraken niet volledig zijn nagekomen en er schade is ontstaan bij het uitvoeren van de werkzaamheden, heeft hij een vordering op het bedrijf, aldus de man.
Voorafgaand aan de ontbinding van de bv had het bedrijf 46 schuldeisers, die met het oog op de turbo-liquidatie betaald zijn. De concurrente schuldeisers, preferente schuldeisers en het personeel van het bedrijf hebben betalingen ontvangen van respectievelijk 7, 14 en 100 procent.
Volgens de rechtbank verkeert het bedrijf niet in de toestand dat het heeft opgehouden te betalen, nu alle schuldeisers behalve de schuldeiser in deze procedure hebben ingestemd met het aanbod van het bedrijf. De faillietverklaring kan daarom niet worden toegewezen. De ene schuldeiser stapt hierop naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.
Pluraliteitsvereiste
Het faillissement van een ontbonden rechtspersoon kan worden uitgesproken, indien summierlijk is gebleken van feiten en omstandigheden die voldoende aannemelijk maken dat er nog baten zijn en aan de overige eisen voor faillietverklaring is voldaan, aldus het hof. Het (thans) bestaan van meerdere schuldeisers is een noodzakelijke, maar niet een voldoende voorwaarde voor het aannemen van de hiervoor bedoelde toestand. Ook als aan het pluraliteitsvereiste is voldaan, moet worden onderzocht of de schuldenaar in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen.
Het bedrijf heeft ter zitting zowel de vordering van de man als een door de man aangedragen steunvordering erkend. Aan het pluraliteitsvereiste is dus voldaan. Ook verkeert het bedrijf in de toestand dat het heeft opgehouden te betalen: tegen de betalingsregeling van 7 procent is bij beide vorderingen geprotesteerd, maar het bedrijf heeft niet de middelen om de schuldeisers te betalen. De omstandigheid dat de overige schuldeisers niet hebben geprotesteerd tegen de voorafgaand aan de ontbinding aangeboden betalingsregeling brengt daarin geen verandering, aldus het hof.
Potentiële baten
Verder is gebleken van feiten en omstandigheden die voldoende aannemelijk maken dat het bedrijf nog potentiële baten heeft, zo concludeert het hof. Er is sprake van een mogelijke vordering op grond van aansprakelijkheid van de indirecte bestuurders van het bedrijf. Het had door de coronacrisis en overige financiële problemen volgens het hof namelijk al eerder duidelijk moeten zijn dat de onderneming niet meer levensvatbaar was. Hierdoor zijn er nog opdrachten en vooruitbetalingen van klanten geaccepteerd terwijl al duidelijk was dat die opdrachten niet afgemaakt zouden kunnen worden. Zo heeft de bestuurder aan een klant laten weten dat het faillissement was aangevraagd, terwijl er twee dagen later nog een voorschotnota van bijna 27.000 euro aan de schuldeiser in deze procedure is gestuurd. Aannemelijk is dat door de onderneming onder de gegeven omstandigheden voort te zetten de schuldenlast verder is opgelopen, aldus het hof.
Het hoger beroep slaagt. Het hof verklaart het bedrijf alsnog in staat van faillissement.
ECLI:NL:GHARL:2022:6385