Verzoek om uitstel aannemingsovereenkomst kwalificeert als opzegging
Een opdrachtgever en een aannemer twisten over de financiële afwikkeling van een voortijdig door de opdrachtgever beëindigde aannemingsovereenkomst voor de bouw van een jacht. De vraag is of de overeenkomst is beëindigd door opzegging of door ontbinding. Het gerechtshof Amsterdam oordeelt dat sprake is van opzegging. De aannemer krijgt daardoor nog een bedrag van de opdrachtgever.
Partijen zijn het oneens over de vraag of de overeenkomst is opgezegd of ontbonden. Hoe de beëindiging van de overeenkomst kwalificeert, is bepalend voor de financiële afwikkeling ervan. Heeft de opdrachtgever het contract opgezegd, dan moet hij de aanneemsom min de door de opzegging bespaarde kosten terugbetalen. Heeft hij de overeenkomst ontbonden, dan heeft dat terugwerkende kracht en moet de aannemer de door de opdrachtgever verrichte aanbetaling terugstorten. De kantonrechter oordeelde eerder dat de overeenkomst is ontbonden. In hoger beroep denkt het gerechtshof daar echter anders over.
Voorwaardelijke opzegging
De overeenkomst tussen de opdrachtgever en de aannemer is gesloten in juni 2021. In december van dat jaar laat de opdrachtgever de aannemer per brief weten dat hij de overeenkomst wil uitstellen vanwege COVID-19. Daarbij vraagt hij de aannemer de aanbetaling terug te storten en geeft hij aan een nieuwe overeenkomst te willen afsluiten. De aannemer betaalt de aanbetaling echter niet terug. In maart 2022 ontbindt de opdrachtgever de overeenkomst vanwege de Europese sanctiemaatregelen tegen Rusland. Volgens de opdrachtgever was de eerdere opzegging voorwaardelijk en is deze niet door de aannemer aanvaard.
Opzegging of ontbinding
Volgens de wet kan een opdrachtgever een aannemingsovereenkomst altijd geheel of gedeeltelijk opzeggen. Daarbij is volgens het gerechtshof niet vereist dat de wederpartij de opzegging aanvaardt. Voor een opzegging is op basis van de wet alleen vereist dat de wil om de overeenkomst te beëindigen zich door een verklaring heeft geopenbaard. Aan dat vereiste heeft de opdrachtgever volgens het gerechtshof voldaan met de brief van december 2021. De opdrachtgever laat daarin immers weten de overeenkomst te willen uitstellen, een nieuwe overeenkomst te willen sluiten en terugbetaling van de aanbetaling te wensen. Doordat de overeenkomst rechtsgeldig is opgezegd, had de ontbinding in maart 2022 geen effect meer, aldus het hof.
Afrekenen
De financiële afwikkeling moet volgens het gerechtshof dus ook op die conclusie worden gebaseerd. Dat betekent dat de opdrachtgever de prijs voor het gehele werk aan de aannemer moet betalen, minus de bespaarde kosten. In totaal moet de opdrachtgever nog ongeveer € 50.000 afrekenen met de aannemer.