Werkgever hoeft niet altijd te onderzoeken of werknemer baan echt wil opzeggen

Een werknemer zegt zijn dienstverband op met een kort briefje. Moet zijn werkgever onderzoeken of zijn medewerker écht wil vertrekken?

De werknemer werkt sinds 2005 bij zijn werkgever. Sinds eind 2011 kampt hij met psychische problemen en daardoor is hij arbeidsongeschikt. In augustus 2012 zegt hij zijn arbeidsovereenkomst op. De werkgever aanvaardt het ontslag. In januari 2013 overlijdt de werknemer door zelfdoding.

Zijn weduwe maakt aanspraak op een overlijdensdekking van 420 euro per jaar. Het opgebouwde partnerpensioen (jaarlijks 9.053 euro) en wezenpensioen (jaarlijks 1.811 euro) verviel toen de man uit dienst ging. De weduwe stelt de werkgever aansprakelijk voor de schade die zij en haar zoon lijden, het mislopen van het partner- en wezenpensioen, omdat deze is tekortgeschoten. Haar man had volgens haar eigenlijk niet wíllen opzeggen en dat had zijn werkgever moeten onderzoeken. De vrouw vordert 40.000 euro als voorschot op die schade.

Onderzoeksplicht

De rechtbank en het gerechtshof wijzen de vordering van de weduwe af. Het opzegbriefje van haar man was duidelijk: hij wilde van zijn baan af. De weduwe wijst op de psychische problemen van haar echtgenoot. Hij is vóór en na de opzegging opgenomen in een psychiatrische kliniek en deed zelfs een zelfmoordpoging. Het hof erkent dat op de werkgever, zeker als de gevolgen van een opzegging ernstig zijn, onder omstandigheden een plicht rust om na te gaan of een werknemer daadwerkelijk wil opzeggen en hem voor te lichten over de (financiële) gevolgen van de opzegging. Dat kan anders zijn als de werknemer na de opzegging niet meer op het werk verschijnt en ook niet laat blijken dat hij op die opzegging wil terugkomen.

Nadere onderzoeksplicht

Deze werknemer heeft dat signaal nooit afgegeven. Ook heeft de afwikkeling van de arbeidsovereenkomst niet tot discussie geleid. Omdat de man zijn baan stressvol vond, wilde hij er juist mee ophouden ‘om weer gezond te worden’, zoals de weduwe zelf zei. Zo is met onvoldoende zekerheid aan te nemen dat bij de werknemer werkelijk de wil ontbrak om zijn baan op te zeggen. Dus had de werkgever geen nadere onderzoeksplicht.

De Hoge Raad volgt deze lijn. De Hoge Raad voegt hieraan toe dat het onvoldoende aannemelijk is dat de arbeidsovereenkomst in stand zou zijn gebleven als de werkgever wél onderzoek had gedaan. De werkgever is dan ook niet schadeplichtig.

ECLI:NL:HR:2021:1669

Contact opnemen

Arbeidsovereenkomst
De overeenkomst waarbij de werknemer zich verbindt om in dienst van de werkgever, tegen loon gedurende zekere tijd arbeid te verrichten. Drie elementen dienen aanwezig te zijn om te kunnen spreken van een arbeidsovereenkomst: arbeid (persoonlijk verricht door de werknemer), loon (veelal in geld) en een gezagsverhouding.
Meer info »
Rechtbank
De rechtbank is het gerecht in eerste aanleg.
Meer info »
Gerechtshof
Een gerechtshof is het rechterlijk college waar hoger beroepszaken wordt behandeld.
Meer info »
Hoge Raad
De Hoge Raad (der Nederlanden) is de hoogste rechtsprekende instantie in Nederland. De hoofdtaak van de Hoge Raad is cassatierechtspraak. Dit betekent dat de Hoge Raad beoordeelt of bij de uitspraken van lagere rechters (rechtbank en gerechtshof) de procedures en procesregels juist zijn toegepast. In cassatie wordt de zaak niet feitelijk inhoudelijk getoetst.
Meer info »